07 juli 2016

6 juli 2016: Meditatie VI

De dood, die van mij: ben ik er bang voor? Ik zie geen reden. Liever nog niet, en dat is het. Ik maak me drukker over de mogelijke dood van een ander, dan over die van mij.

Doodgaan kan ik niet anders zien dan als een natuurlijk onderdeel van het leven. Alles wat leeft, gaat dood: hoe zou ik het anders kunnen willen? Bacteriën en schimmels zullen zich te goed doen aan wat er van mij over is, nadat ik de laatste adem heb uitgeblazen, - een soort natuurlijke onsterfelijkheid: in de maag van andere levende wezens!

Hopelijk leef ik nog een poosje voort in de herinnering van dierbaren. Op een begraafplaats realiseer ik me dat zij onvermijdelijk tijdelijk zal zijn en uit zal doven. Het leven gaat door zonder de doden, en dat lijkt me niet meer dan gezond.

Al ben ik niet bang voor de dood, wel zou ik het jammer vinden om te sterven. Ik hou van het leven en blijf er nieuwsgierig naar.

Graag zou ik willen dat er zoiets bestond als reïncarnatie: geef mij nog maar een aantal levens! Ik zou willen zien hoe het verder gaat! En eraan meedoen, volop! Enige herinnering aan eerdere levens zou dan mooi zijn. Om ervan te leren en om mee te nemen naar de toekomst. Maar helaas, er is geen enkele aanwijzing voor dat het ook daadwerkelijk gebeurt, behalve als wens.

De reïncarnatie waar we het mee moeten doen is gemeenschappelijk, zij heet ‘beschaving’, - de enige vorm van onsterfelijkheid die het menselijk leven rijk is: een soort collectief geheugen dat zich veruiterlijkt in artefacten, verhalen en praktijken, en dat doorwerkt, en ook groeit, met wat nu gedaan wordt, als een alsmaar groeiende berg, met onderlagen waarop wordt voortgebouwd.

De beschavingsberg groeit niet vanzelf, en hij kan ook inzakken. Evenmin wordt hij slechts gevormd door het ware, het goede en het schone. Neem Europa, de berg die mij het meest vertrouwd is; hij is mijn biotoop. Europa is niet alleen gevormd door Grieks-Romeinse topprestaties, door Christendom, wetenschappelijke vooruitgang en Verlichting, maar ook door Inquisitie, slavernij, Holocaust en andere barbarij. Toch, zij vormen ons collectieve geheugen, een aanwezigheid en een werkzaamheid die mij vormen, of ik het wil of niet.

We kunnen deze erfenis onbewust ondergaan, en we kunnen haar bewust cultiveren en eraan willen bijdragen. Het is de enige onsterfelijkheid die ik de moeite waard acht: niet die van mijzelf, maar die van de beschaving, - als speeltuin in het groot en als Bildungsreservoir voor een menswaardig bestaan.

Heb geen behoefte om te gaan klagen over dreigende ondergang, ook al blijft dat altijd een mogelijkheid. Het lijkt me belangrijker om de beschaving vitaal te houden, met de vraag welke waarden we hoog willen houden en wat we kunnen creëren, om het leven te vieren! Wat is dan nog de dood? – behalve liever nog niet. 

Er zijn dus twee vormen van onsterfelijkheid: een natuurlijke en een culturele, en geen persoonlijke. Ik kan er goed mee leven!

Overigens wordt het voor de culturele onsterfelijkheid langzaamaan van vitaal belang om ook zorg te dragen voor de natuurlijke. Er moeten wel genoeg bacteriën en schimmels in leven blijven om mijn lijk te verorberen en door te geven! En wellicht is het dan slim om ook de rest van de voedselketen mee te nemen: planten, dieren, bomen. Een kwestie van beschaving!

                                                                         *****


Hoe staat het ondertussen met het bovennatuurlijke, God, een hiernamaals, e.d.?
Wel, ik zie geen enkele reden om ervan uit te gaan dat zoiets bestaat, behalve in het rijk van de verbeelding, in de wereld van het alsof. Het zijn wat mij betreft simpelweg irrelevante noties. Ben wel benieuwd wat godgelovigen ervan verwachten; wie weet kunnen we elkaar dan ergens ontmoeten, niet op het niveau van concepten, maar ervaringsmatig. We zijn ten slotte allemaal mensen, deelhebbend aan eenzelfde existentie. Meer denk ik er eigenlijk niet van. Waarom zou ik me druk maken over een irrelevantie?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten