Ben voor de tweede nacht op de Wallen. Gisteren lukte het
niet helemaal: ik moest nog even wennen aan deze nieuwe locatie.
Ik weet nu ook waarom ik hier ben. Enkele dagen geleden had
ik de inval om voor onderzoek een bezoek te brengen aan deze buurt, maar wist
toen nog niet goed wat ik er te zoeken had.
Wat weet ik eigenlijk van de mensen die ik zie? Wat weten
anderen van mij? Wat gaat er schuil achter een gezicht?
De Wallen zijn het tegenovergestelde van een begraafplaats.
Hier is leven, volop leven. En leven draagt vaak een masker. Dat blijkt
helemaal hier: de schone schijn straalt me vanachter elk raam tegemoet! Het
rode licht maakt het aangeboden lichaam nog meer tot vlees, een buitenkant, - en
bedrieglijker: binnen, in ander licht, blijkt het aanzienlijk minder gaaf, gewoner,
minder aaibaar.
Waarom zou ik hier iets willen onderzoeken?
Mijn vriendin verbaast zich er af en toe over wat zij niet
allemaal over mij te weten komt door al deze schrijverij. Inderdaad, veel van
wat in dit Logboek belandt zou ik niet zo snel ter sprake brengen in een
gesprek. Waarom?
Hoe het ook zij, aan mij zul je niet zien wat er schuil gaat
achter mijn uiterlijk, zeker de verhalen niet, - zoals ik ook niet weet welke verhalen zich verbergen
achter de gezichten en lijven die ik hier zie.
Lang geleden dacht ik dat rosse buurten het exclusieve domein
van mannen waren. Wat betreft bezoek aan hoeren zal dat ook het geval zijn.
Maar er lopen ook veel vrouwen rond. Wat doen zij hier?
Toen ik een aantal jaren in een hotel werkte, kreeg ik meer
dan eens het verzoek van alleenreizende vrouwen om hen te begeleiden naar de
‘Red Light District’. Waarom wilden zij daar naartoe? Behalve dat het een
buitengewoon levendige bezienswaardigheid is, een ‘must see’ uit de gids, ontdekte
ik ook een andere reden: de macht van vrouwen, hun macht, - in potentie,
althans. Zij wordt hier ten volle uitgespeeld, met mannen als gewillige
onderdanen: ze betalen er zelfs voor! Interessant om die macht hier zo
uitbundig geëtaleerd te zien. En ja, zij valt moeilijk te negeren.
Een glimlach betekent hier geen glimlach, een handkus is
niet die van een geliefde, en een knipoog lijkt slechts op flirten.
Wat me altijd heeft gefascineerd is de geheel eigen morele
ruimte van een rosse buurt. Er gelden andere regels en gewoonten (beter om je
niet te vergissen!), en er wordt gespeeld met het verschil: wat elders normaal
is, is het hier niet. Alleen al door hier te zijn, ben ik een ander, word ik
anders bekeken. De sekserollen zijn er vaak omgekeerd. Ook de primitieve mens
manifesteert zich hier ruimschoots, zeker na wat biertjes: onnodig om op te
kijken van lallende jongeren op zomerkamp alhier. Vechtpartijtje. Politieoptreden. Het hoort erbij.
Heb ik zin om naar binnen te gaan in één van de rode
kamertjes? Niet echt. De schijn weerhoudt me. Ik weet dat de liefde binnen
gewoon handel is. En deze handel moet het hebben van fantasie en zich
opdringende lust. De realiteit is tamelijk ontnuchterend, de belofte
bedrieglijk, en dit weten helpt niet echt om er zin in te houden. Bij een
flinke dronkenschap zou ik me misschien over de drempel heen kunnen zetten. Heb
geen behoefte nu om dit nog eens te onderzoeken.
Blijft de vraag: wat schuilt er achter de buitenkant van
mensen die ik hier zie? Wat verbergt zich achter de vorm? Is zij een façade
voor ellende? Verhult zij een niets? Een rijk gevoelsleven? Een interessant
leven? Ik kan het niet zien, heb slechts een vermoeden, wanneer ik mijn best
ervoor doe.
De vergelijking met meditatie dringt zich op. Op een kussen
gezeten ziet iedereen er kalm en rustig uit. Maar afgaand op wat er bij mij
gebeurt, is het doorgaans een flinke kermis in ieders hoofd, ook al is daar
niets van te zien.
Behalve dat het gewoon niet te zien is wat er innerlijk
allemaal speelt, kunnen de innerlijke roerselen ook bewust worden ingehouden.
Of verborgen. Alsof het een geheim betrof. Of iets dat je niet geweten wilt
hebben.
Jarenlang gold dat zeker ook voor mij. Mijn afkomst, als
boeren dorpsjongen, hield ik verborgen, evenals mijn verleden met geloof. Niet
dat het echt hielp: sommigen zagen of hoorden het ook wel zonder dat ik erover
vertelde. Waarom? Wat maakte dat ik erover zweeg? Ik wilde er niet op
afgerekend worden. En ja, dat gebeurt.
Ik kan me nog vrij precies ontmoetingen herinneren waarin de
ander voor mij een hok in petto had, zodra hij of zij een vermoeden kreeg van
hetgeen waarover ik het liever niet wilde hebben. In plaats van er luchtig mee
om te gaan, verdwenen deze mensen-met-hokjesgeest meestal in het asiel dat ik
had gereserveerd voor degenen die ik haatte. Een hok voor mensen met een
hokjesgeest dus.
Ik heb het geluk geen discriminatie te hebben ervaren die te
maken heeft met etniciteit of sekse. Ik weet wel hoe het voelt om te worden
weggezet als ex-gereformeerde boeren dorpsjongen. Inderdaad, vernederend en ‘adembenemend’:
elke vrije ruimte wordt je ontnomen, wat je verder ook doet of beweert. Bovendien
werd ik dan ook nogal eens kribbig of kwaad, wat evenmin echt helpt.
Wat ertegen te doen? Geheimhouding was dus lange tijd mijn
strategie. Ben het echter beu om nog langer te doen alsof ik iemand niet ben.
Wat ik nu doe, als vervangende strategie – en dit logboek is
er een eerste uitwerking van - , is om vruchtbaar te maken waar ik eerder last
van had, of bang voor was om te tonen. Ik heb nu iets in de aanbieding!
Laat ik mijn eigen hok opengooien! Heb mijzelf erin
opgesloten. Ben dan ook zelf degene om het slot eraf te gooien en de hele
bunker te laten verdampen. Simpeler kan het niet! En voor wie nog de neiging
heeft tot hokkenbouwerij: ik ben benieuwd wat deze persoon me te leren heeft
over het mechaniek van kleingeestigheid. Tot zover de façade!
Het blijft opmerkelijk dat in het hart van de rosse buurt de
Oude Kerk staat. Ik kan me de buurt ook slecht anders voorstellen. Ze lijken
met elkaar te maken te hebben, of elkaar aan te vullen. Hoe? Horen zij bij elkaar zoals hetgeen ik uitleef hoort bij hetgeen in mij leeft?
Een andere eigenaardigheid: deze buurt is wellicht de enige
in Amsterdam waar je niet geacht wordt foto’s te maken. En als je het wel
probeert, dan krijg je er last mee. Er zijn types die het niet erg op prijs
stellen. Aandacht voor de buitenkant heeft z’n grenzen. Niet alleen verhult het uiterlijk wat er innerlijk leeft; soms ook dient het uiterlijk verhuld te worden, omdat het teveel 'innerlijkheid' toont: het is niet de bedoeling dat iedereen je hier ziet.
Op het terras waar ik ben gaan zitten trekt een aanhoudende
stoet nieuwsgierigen en gelukszoekers aan me voorbij, - althans, zo label ik
hen, afgaand op gezichtsuitdrukking, manier van lopen, attitude, et cetera. Kan ik zien wat ‘in’
hen omgaat?
Ik kijk om me heen, en staar – soms iets te lang – naar hoofden
aan andere tafels. Hoe zou het zijn om hem te zijn? – hij met dat knotje in
zijn lange zwarte haar; zojuist heeft hij een stevige joint gerookt, samen met
zijn vrienden; hoe zal hij zich voelen nu? Hoe zou het zijn om haar te zijn? –
zij met haar rode jurk en henna-haar, terwijl ze naar haar vriend kijkt,
allebei aan de wijn; wat zal zij nu denken?
Wonderlijk, het is stomweg onmogelijk om mij voor te stellen
wat ‘in’ hen gebeurt. Lijkt het op wat zich ‘in’ mij afspeelt? Denken ze
misschien: wat voor kerel zit daar, biertje bij de hand, peinzend en schrijvend,
tussen allemaal toeristen die zich vermaken. Zit hij misschien onderzoek te doen?
Onderzoek naar wat? Naar schone schijn en innerlijkheid? Hoe idioot moet je
zijn om op een mooie zomernacht als deze daarmee bezig te zijn! En dat ook nog
vrijwillig.
Het terras gaat sluiten. Overal nog mensen, rode vitrines,
en een gracht met zwanen. Een verre van dode wereld.
Het lukt niet om in het innerlijk van wie dan ook hier binnen
te dringen, - hoe zou het ook kunnen? Toch heb ik het idee van sommigen te weten wat zij ongeveer
willen of hoe zij zich voelen, afgaand op wat ik waarneem. Klopt het? Kan het überhaupt
kloppen? Alsof ik, door zo te focussen op het innerlijk van de ander, plotseling in een wereld verkeer met volstrekt onbekenden…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten