Rituelen en symbolische praktijken: aan beide meegedaan,
hier in de Ecolonie. Eergisteravond een Zweethut-ceremonie. Gistermiddag ‘Mandala
tekenen in de natuur’. Met name de eerste was indrukwekkend. Nog niet eerder
gedaan.
De Zweethut-ceremonie vond plaats op een veldje, enkele
kilometers verwijderd van de camping, te midden van bossen en heuvels. Gezamenlijk, met acht andere deelnemers, veelal mannen, en een
ceremoniemeester, zaten we in een aardedonkere tent, rondom roodgloeiende
basaltstenen in een gat in de grond. De stenen werden buiten in een stevig
kampvuur heet gestookt, en vervolgens binnengebracht. Ze werden bestrooid met kruiden,
en af en toe overgoten met water. Al snel vulde de ruimte zich met een geurende
damp.
De ceremoniemeester reciteerde Indiaanse spreuken en zong trage,
vaak onverstaanbare liederen, waaraan we klanknabootsend meededen.
Het ritueel in de afgesloten, donkere, verhitte hut bracht
me geheel in mijn lijf. De denkmachine kwam welhaast tot stilstand. Weinig omzwervingen.
Wat nog dacht was mijn lijf. Een voelend denken. Ik zat er naakt. Het zweet
stroomde uit de poriën. Af en toe liet ik mijn handen over mijn lijf glijden. Mijn
huid baadde in een fontein van lichaamsvocht.
In drie rondes werd ons gevraagd aandacht te schenken: aan
onszelf, wat ons beweegt, nu; aan de aarde en wat we ervan liefhebben; en aan
onze dankbaarheden: wie of wat zijn we dankbaar. We werden uitgenodigd te delen
wat in ons opkwam. Een buitengewoon eerlijk gebeuren!
Tussen de verschillende rondes gingen we naar buiten, om water
te drinken en om bij te komen, lang uitgestrekt, in het koele natte gras, onder
de sterrenhemel. Met het gezicht naar de aarde, erin rustend, of naar boven,
onder een fonkelende sterrenhemel. Het was ondertussen ook buiten donker
geworden.
Ik ervoer het als een heel mannelijk gebeuren. Om in de
termen van het oorspronkelijke ritueel te blijven: als een krijger die weer tot
zichzelf komt. Sores achter me latend, inkerend tot mijzelf, de banden
herstellend met dierbaren en de omgeving.
Ter afsluiting rookten we, rondom het kampvuur, de
vredespijp. ‘Indian time’ ging ieder weer zijns weegs, ruim na de geplande eindtijd.
*****
Het daagt mij meer en meer dat filosofie alleen onvoldoende
is, om mijn diepste verlangen waar te maken. Om te realiseren wat mij drijft.
Een wijsgerige levensvorm behoeft meer dan filosofiebeoefening.
Waar duidt dit op? Verkeerde verwachtingen van filosofie?
Een onhelder idee van hetgeen waarnaar ik op zoek ben? Een combinatie van
beide?
Tijdens de Zweethut-ceremonie gaf ik als antwoord op de
vraag wat ik nu het liefst zou willen: ‘Rust vinden in mijzelf, leeg van zorgen,
besognes en problemen’. Ik had mijn aarzelingen bij de formulering. Het was
niet helemaal wat ik wilde zeggen, maar kon op dat moment geen betere woorden
vinden.
Het laatste deel van de zin klopt slechts gedeeltelijk. En
de meeste moeite heb ik met het woord ‘rust’. Ik wil wel ‘iets’ vinden in
mijzelf, maar geen rust. Alsof dan niets meer zou hoeven. Heb geen problemen
met activiteiten, integendeel; het gaat me om de manier waarop, of beter: de
houding van waaruit ik iets doe. Rust? Nee, iets anders. Wat?
Waar verlang ik naar? Niet naar ‘rust’. Ook niet naar
‘goedheid’ (zoals in ‘fundamentele goedheid’) of iets dergelijks, alsof alles
okay is. Noch naar ‘leegte’, alsof er niets meer valt te exploreren. Wat wel?
Basis! Heb nog geen idee wat ik ermee bedoel, maar heb het gevoel dat de
aanduiding klopt: basis, - een woord zonder morele lading; evenmin zegt het
iets over wel-of-niet-iets-doen.
Ik verlang ernaar ‘in mijn basis te zakken’ en van daaruit
te leven. Hoe dat te doen?
*****
De andere workshop een dag later, ‘Mandala tekenen in de
natuur’, gaf een verdere verdieping aan deze vraagstelling. Plus een aanwijzing.
Niet rechtstreeks, maar toch.
Samen met mijn zoontje en mijn vriendin had ik me
ingeschreven voor de workshop. We hadden geen speciale reden om eraan mee te
doen, behalve dat we alle drie iets hebben met tekenen, benieuwd waren naar de
combinatie ‘mandala’ en ‘natuur’, en het leuk vonden om met z’n drieën iets te
doen.
Een aardige mevrouw legde het een en ander uit over
mandala’s, gaf ons een vierkant vel tekenpapier en kleurpotloden, en enkele
aanwijzingen. Met een passer tekenden we drie cirkels, waardoor een
binnenrondje en een buitenrand ontstonden, met daartussen een open ruimte.
Ons werd gevraagd om in het binnenrondje het eigen
lievelingsteken te tekenen of iets anders dat ons dierbaar is. Ik tekende er
een gloeiende zon: in het midden dieprood, naar buiten toe oranje en dan geel.
Vervolgens werd ons gevraagd om ons door de omgeving te
laten inspireren voor de buitenrand; we kregen maximaal vijf kleurpotloden mee.
Met mijn zoontje ging ik naar de kruidentuin. Ik tekende er wat
mij trof: enkele planten, veel bladeren, een boom, een blauwe lucht, en omdat ik
in de tekening ook nog iets menselijks wilde: het tuinpoortje. Het zag er
aardig uit.
Terug bij de aardige mevrouw kregen we opdracht om het
binnenrondje te verbinden met de buitenrand. Dat konden we doen aan de hand van
een kaart uit het ‘Inner child’-spel, - een soort tarotkaarten. Ieder trok een
kaart. Ik trok ‘Tien van de harten’, - volgens de mevrouw een gelukskaart:
veelkleurig, met in het midden een vrouw met zwierig lang haar, en een
regenboog met hartjes.
Niet goed wetend hoe het een en ander te combineren, begon
ik losjes lijnen te trekken. Gaandeweg ‘ontdekte’ ik in het lijnenspel een gele
vogel, dwars over de tussenruimte, reikend van de boom aan de rechterkant naar
het poortje aan de linkerkant. Deze figuur heb ik vervolgens versterkt met
extra gele lijnen. Zo ontstond een enorme vogel, een soort vuurvogel, met de
zon als hart.
De mevrouw van de workshop gaf verder niet veel uitleg bij
wat we gedaan hadden. Ze liet ons vertellen wat we gedaan hadden en dat gaf
reeds een aanzet tot duiding.
*****
De mens is een interpreterend dier, en dat maakt ons ook
gevoelig voor symbolen. In ieder geval kon ik het niet laten om naar aanleiding
van de tekening allerlei associaties op te laten borrelen, ook na afloop van de
workshop.
Of de tekening me iets wilde zeggen, weet ik niet. Het lijkt
me onwaarschijnlijk dat een duiding noodzakelijk
volgt uit wat ik getekend had. Belangrijker is hetgeen het bij mij opriep.
(Sorry voor de wazigheid van wat volgt…)
Bij het vertellen wat ik had gedaan was me al wel duidelijk geworden
dat het groene leven onderin de buitenrand op twee manieren was ‘verbonden’ met
het hemelsblauw bovenin: door een dikke boom aan de rechterkant én via een open
poort aan de linker. De boom stond er stevig en had vele takken, maar blokkeerde
eveneens: hij was breder dan de buitenrand; er kon niets langs. Aan de
linkerkant groeiden weliswaar grote planten, maar er was een opening: van het
groene aardse leven was er een open verbinding naar de blauwe hemel, man-made,
door een poort. (Hoe symbolisch wil je het hebben?)
In de tussenruimte een enorme vogel, vurig als de zon,
reikend van de ene kant naar de andere: van de grote, blokkerende boom, naar de
open poort. (Het wordt bijna clichématig…) En ja, ook opmerkelijk: de vogel
gaat van rechts naar links. De omgekeerde richting is voor mij de
gebruikelijke. Ik zou (mij) dus om moeten keren: een andere richting nemen dan
ik gewoon ben.
Vanochtend in bed, terwijl de zon reeds bladerschaduwen
tekende op het tentzeil, verbond zich het een en ander. Ik verwacht teveel van
filosofie, of het verkeerde. Denken past mij. Het is vruchtbaar als een boom,
vertakt zich alle kanten op, maar denken blokkeert ook, zeker wanneer ik er
teveel van verwacht. Wanneer is het teveel? Wanneer ik verwacht denkend te
kunnen ‘bereiken’ waar ik naar verlang.
Waarnaar verlang ik? Een basis vinden. In mijzelf. Die basis
is er reeds. Het vinden ervan is een kwestie van ‘ontdekken’, niet van ‘uitvinden’.
Of ‘scheppen’, - of toch? De poort was gemaakt,
manmade...
Wat de veeltakkige boom van het denken betreft, hij doet mij
niet mijn basis ervaren. Het denken kan erheen leiden, maar de basis zelf is
geen kwestie van denken.
Wat wel? Iets de andere kant op, tegen mijn gebruikelijke
manier van doen in. Waarheen? Mijn lijf in, wellicht. In contact komen met al
hetgeen mij voedt. Om te beginnen de aarde. En mijn geliefden en naasten.
(Ik weet: deze duidingen zeggen alles over mij, de duider. Kan
mij slecht voorstellen dat een ander bij dezelfde tekening eenzelfde verhaal
zou hebben geproduceerd. Het is duidelijk: symbolische voorstellingen geven
alle ruimte! En waarom niet!)
Tijdens de Zweethut-ceremonie werd ons gevraag voor wie of
wat we dankbaarheid voelden. Wat bij me op kwam, en wat ik ook heb
uitgesproken, was: ‘Ik dank de aarde die maakt dat ik leven mag. Ik dank mijn
vader en moeder. Ik dank mijn zoontje dat hij in mijn leven is. Ik dank de
moeder van mijn zoontje die hem heeft gebaard. Ik dank mijn vriendin dat zij in
mijn leven is.’ Daarnaast sprak ik mijn dank uit naar alle mensen van wie ik
geleerd heb.
Mijn dankbaarheden vallen niet samen met mijn basis, maar
zij spelen zonder twijfel een belangrijke rol in het ervaren ervan. Zij helpen
mij houden van de bergen en de bossen, van de mensen op aarde, en van dat
kleine bolletje dat door de kosmos suist, de aarde, - mijn antwoord op de tweede
vraag: de vraag naar wat ik liefheb.
Met filosofie kom ik er niet. Denken wil ik zeker niet
diskwalificeren, maar het is wel zaak ervan te verwachten wat het ook kan
waarmaken, en meer niet.
Vraag waar ik mee blijf zitten: Hoe wel vanuit mijn basis te
leven? En hoe er weer ‘in’ te geraken wanneer haar kwijt ben? – ook al zou dat
eigenlijk niet kunnen.
*****
De Ecolonie was een niet-gekozen plek voor mijn onderzoek. De
vakantie hier was al enkele maanden geleden gepland. Toch bleek zij een
uitstekende omgeving om een aantal zaken uit te kristalliseren en ook af te ronden.
Met name de workshops die ik hier heb gevolgd sloten perfect aan bij waar ik
mee bezig ben! Zij werkten als een katalysator. Een welkome verrassing!
Ook zijn er tijdens het verblijf alhier een aantal
suggesties gerezen voor vervolg. Zoals mij verdiepen in de wereld van rituelen,
mythen en symbolen, - iets wat het project waar ik de afgelopen maanden mee
bezig was een geheel nieuwe draai zou kunnen geven!
Heb het gevoel dat een spanningsboog is voltooid. Wat rest
is het herzien van het materiaal dat ik gedurende dit onderzoek heb
geproduceerd, tezamen met hetgeen nog opkomt aan vragen en reflecties. En dan kan
ik door naar het volgende!