28 augustus 2016

27 augustus 2016. Griekenland (I): Lentas

Lentas
Rotsen en bergen rijzen op
Uit de blauwe zee
De hoogste toppen begroeten
Een verre wolk
Op het strand lig ik
Languit
Onder de genadeloze zon
Arme ik

                                                          *****


Ben tweeënhalve week in Griekenland. Om te beginnen in Lentas, aan de zuidkust van Kreta, waar ik samen met Jan F een cursus geef over ‘gastvrijheid’. Ik verzorg een socratisch gesprek over het thema, waarna Jan vanuit verschillende filosofen gastvrijheid belicht.

                                                          *****



[wordt vervolgd]

13 augustus 2016

12 augustus 2016: Vragen, sporen en reflecties (IV)

I.
Mijn zwerftocht in de liefde, is zij een teken van desoriëntatie? Als ik me van jongs af aan thuis zou hebben gevoeld en zou hebben geweten waar het in menswording om te doen is, zou ik dan minder overgeleverd zijn geweest aan nukken en fratsen in de liefde? Zou ik dan meer meester zijn geweest over mijn driften en begeerten? Zou ik dan eerder hebben gezien hoe liefde verder reikt, en waarheen? Zou ik dan minder last hebben gehad van verwarringen van het hart? (Ik kan ook zeggen: wat als mijn opvoeding een andere was geweest? Of: wanneer ik niet mee had gebroken met de mijne?)


II.
Telkens wanneer ik hoor en zie hoe onzeker mannen reageren op eisen van vrouwen, op hun verhoren en testen en terechtwijzingen, dan denk ik: onze cultuur heeft een ander beeld nodig, een positievere invulling van man-zijn, een die een man waardig is en die zelfbewust weerstand weet te bieden, zonder de ander te veronachtzamen.


III.
Dankbaarheid biedt een voedzame toegang tot het hart: wie en wat ben ik dankbaar?


IV.
We leven in een schizofrene samenleving, een die werk tegelijk verheerlijkt en verafschuwt. Het wordt opgepompt tot waardevol en levensvervullend, enerzijds, mits dienstbaar en winstgevend uiteraard, en anderzijds wordt de waarde ervan opgehangen aan zekerheid, aan wat het verdient, aan de vrije tijd die het oplevert en uiteindelijk aan het pensioen dat het in het vooruitzicht stelt. Boodschap: alles beter dan werk. En inderdaad, vrijwel geen enkele gepensioneerde hoor je met trots of weemoed terugdenken aan z’n vroegere werk.


V.
Terwijl we meer dan ooit in staat zijn om ons te ontdoen van arbeid die als een juk wordt ervaren en ons te wijden aan werk vanuit intrinsieke motivatie, maken we ons toch nog massaal slaaf van tamelijk zinloze bezigheden, ‘werk’ geheten, omwille van secundaire arbeidsvoorwaarden, zoals geld, vakantie en pensioen.


VI.
Een man wil zich vruchtbaar voelen, gevaarlijk vruchtbaar, - wat niet wil zeggen dat hij (meer) kinderen wil, zeker wanneer hij weet wat dat in de praktijk betekent…


VII.

Stel, ik ben er (al): wat zou dat kunnen betekenen? Ik mis een referentiekader, dat mijn instemming heeft, en waarmee ik zowel de stelling als de vraag zou kunnen duiden. Waaraan zou een existentieel referentiekader moeten voldoen om mijn instemming te krijgen? (Filosofische opdracht: zo’n referentiekader vinden, of creëren.)



[wordt vervolgd]


11 augustus 2016

10 augustus 2016: Ecolonische verkenningen (II)

Rituelen en symbolische praktijken: aan beide meegedaan, hier in de Ecolonie. Eergisteravond een Zweethut-ceremonie. Gistermiddag ‘Mandala tekenen in de natuur’. Met name de eerste was indrukwekkend. Nog niet eerder gedaan.

De Zweethut-ceremonie vond plaats op een veldje, enkele kilometers verwijderd van de camping, te midden van bossen en heuvels. Gezamenlijk, met acht andere deelnemers, veelal mannen, en een ceremoniemeester, zaten we in een aardedonkere tent, rondom roodgloeiende basaltstenen in een gat in de grond. De stenen werden buiten in een stevig kampvuur heet gestookt, en vervolgens binnengebracht. Ze werden bestrooid met kruiden, en af en toe overgoten met water. Al snel vulde de ruimte zich met een geurende damp.

De ceremoniemeester reciteerde Indiaanse spreuken en zong trage, vaak onverstaanbare liederen, waaraan we klanknabootsend meededen.

Het ritueel in de afgesloten, donkere, verhitte hut bracht me geheel in mijn lijf. De denkmachine kwam welhaast tot stilstand. Weinig omzwervingen. Wat nog dacht was mijn lijf. Een voelend denken. Ik zat er naakt. Het zweet stroomde uit de poriën. Af en toe liet ik mijn handen over mijn lijf glijden. Mijn huid baadde in een fontein van lichaamsvocht.

In drie rondes werd ons gevraagd aandacht te schenken: aan onszelf, wat ons beweegt, nu; aan de aarde en wat we ervan liefhebben; en aan onze dankbaarheden: wie of wat zijn we dankbaar. We werden uitgenodigd te delen wat in ons opkwam. Een buitengewoon eerlijk gebeuren!

Tussen de verschillende rondes gingen we naar buiten, om water te drinken en om bij te komen, lang uitgestrekt, in het koele natte gras, onder de sterrenhemel. Met het gezicht naar de aarde, erin rustend, of naar boven, onder een fonkelende sterrenhemel. Het was ondertussen ook buiten donker geworden.

Ik ervoer het als een heel mannelijk gebeuren. Om in de termen van het oorspronkelijke ritueel te blijven: als een krijger die weer tot zichzelf komt. Sores achter me latend, inkerend tot mijzelf, de banden herstellend met dierbaren en de omgeving.

Ter afsluiting rookten we, rondom het kampvuur, de vredespijp. ‘Indian time’ ging ieder weer zijns weegs, ruim na de geplande eindtijd.

                                                            *****


Het daagt mij meer en meer dat filosofie alleen onvoldoende is, om mijn diepste verlangen waar te maken. Om te realiseren wat mij drijft. Een wijsgerige levensvorm behoeft meer dan filosofiebeoefening.

Waar duidt dit op? Verkeerde verwachtingen van filosofie? Een onhelder idee van hetgeen waarnaar ik op zoek ben? Een combinatie van beide?

Tijdens de Zweethut-ceremonie gaf ik als antwoord op de vraag wat ik nu het liefst zou willen: ‘Rust vinden in mijzelf, leeg van zorgen, besognes en problemen’. Ik had mijn aarzelingen bij de formulering. Het was niet helemaal wat ik wilde zeggen, maar kon op dat moment geen betere woorden vinden.

Het laatste deel van de zin klopt slechts gedeeltelijk. En de meeste moeite heb ik met het woord ‘rust’. Ik wil wel ‘iets’ vinden in mijzelf, maar geen rust. Alsof dan niets meer zou hoeven. Heb geen problemen met activiteiten, integendeel; het gaat me om de manier waarop, of beter: de houding van waaruit ik iets doe. Rust? Nee, iets anders. Wat?

Waar verlang ik naar? Niet naar ‘rust’. Ook niet naar ‘goedheid’ (zoals in ‘fundamentele goedheid’) of iets dergelijks, alsof alles okay is. Noch naar ‘leegte’, alsof er niets meer valt te exploreren. Wat wel? Basis! Heb nog geen idee wat ik ermee bedoel, maar heb het gevoel dat de aanduiding klopt: basis, - een woord zonder morele lading; evenmin zegt het iets over wel-of-niet-iets-doen.

Ik verlang ernaar ‘in mijn basis te zakken’ en van daaruit te leven. Hoe dat te doen?

                                                *****


De andere workshop een dag later, ‘Mandala tekenen in de natuur’, gaf een verdere verdieping aan deze vraagstelling. Plus een aanwijzing. Niet rechtstreeks, maar toch.

Samen met mijn zoontje en mijn vriendin had ik me ingeschreven voor de workshop. We hadden geen speciale reden om eraan mee te doen, behalve dat we alle drie iets hebben met tekenen, benieuwd waren naar de combinatie ‘mandala’ en ‘natuur’, en het leuk vonden om met z’n drieën iets te doen.

Een aardige mevrouw legde het een en ander uit over mandala’s, gaf ons een vierkant vel tekenpapier en kleurpotloden, en enkele aanwijzingen. Met een passer tekenden we drie cirkels, waardoor een binnenrondje en een buitenrand ontstonden, met daartussen een open ruimte.

Ons werd gevraagd om in het binnenrondje het eigen lievelingsteken te tekenen of iets anders dat ons dierbaar is. Ik tekende er een gloeiende zon: in het midden dieprood, naar buiten toe oranje en dan geel.

Vervolgens werd ons gevraagd om ons door de omgeving te laten inspireren voor de buitenrand; we kregen maximaal vijf kleurpotloden mee.

Met mijn zoontje ging ik naar de kruidentuin. Ik tekende er wat mij trof: enkele planten, veel bladeren, een boom, een blauwe lucht, en omdat ik in de tekening ook nog iets menselijks wilde: het tuinpoortje. Het zag er aardig uit.

Terug bij de aardige mevrouw kregen we opdracht om het binnenrondje te verbinden met de buitenrand. Dat konden we doen aan de hand van een kaart uit het ‘Inner child’-spel, - een soort tarotkaarten. Ieder trok een kaart. Ik trok ‘Tien van de harten’, - volgens de mevrouw een gelukskaart: veelkleurig, met in het midden een vrouw met zwierig lang haar, en een regenboog met hartjes.

Niet goed wetend hoe het een en ander te combineren, begon ik losjes lijnen te trekken. Gaandeweg ‘ontdekte’ ik in het lijnenspel een gele vogel, dwars over de tussenruimte, reikend van de boom aan de rechterkant naar het poortje aan de linkerkant. Deze figuur heb ik vervolgens versterkt met extra gele lijnen. Zo ontstond een enorme vogel, een soort vuurvogel, met de zon als hart.

De mevrouw van de workshop gaf verder niet veel uitleg bij wat we gedaan hadden. Ze liet ons vertellen wat we gedaan hadden en dat gaf reeds een aanzet tot duiding.

                                                            *****


De mens is een interpreterend dier, en dat maakt ons ook gevoelig voor symbolen. In ieder geval kon ik het niet laten om naar aanleiding van de tekening allerlei associaties op te laten borrelen, ook na afloop van de workshop.

Of de tekening me iets wilde zeggen, weet ik niet. Het lijkt me onwaarschijnlijk dat een duiding noodzakelijk volgt uit wat ik getekend had. Belangrijker is hetgeen het bij mij opriep. (Sorry voor de wazigheid van wat volgt…)

Bij het vertellen wat ik had gedaan was me al wel duidelijk geworden dat het groene leven onderin de buitenrand op twee manieren was ‘verbonden’ met het hemelsblauw bovenin: door een dikke boom aan de rechterkant én via een open poort aan de linker. De boom stond er stevig en had vele takken, maar blokkeerde eveneens: hij was breder dan de buitenrand; er kon niets langs. Aan de linkerkant groeiden weliswaar grote planten, maar er was een opening: van het groene aardse leven was er een open verbinding naar de blauwe hemel, man-made, door een poort. (Hoe symbolisch wil je het hebben?)

In de tussenruimte een enorme vogel, vurig als de zon, reikend van de ene kant naar de andere: van de grote, blokkerende boom, naar de open poort. (Het wordt bijna clichématig…) En ja, ook opmerkelijk: de vogel gaat van rechts naar links. De omgekeerde richting is voor mij de gebruikelijke. Ik zou (mij) dus om moeten keren: een andere richting nemen dan ik gewoon ben.

Vanochtend in bed, terwijl de zon reeds bladerschaduwen tekende op het tentzeil, verbond zich het een en ander. Ik verwacht teveel van filosofie, of het verkeerde. Denken past mij. Het is vruchtbaar als een boom, vertakt zich alle kanten op, maar denken blokkeert ook, zeker wanneer ik er teveel van verwacht. Wanneer is het teveel? Wanneer ik verwacht denkend te kunnen ‘bereiken’ waar ik naar verlang.

Waarnaar verlang ik? Een basis vinden. In mijzelf. Die basis is er reeds. Het vinden ervan is een kwestie van ‘ontdekken’, niet van ‘uitvinden’. Of ‘scheppen’, - of toch? De poort was gemaakt, manmade...

Wat de veeltakkige boom van het denken betreft, hij doet mij niet mijn basis ervaren. Het denken kan erheen leiden, maar de basis zelf is geen kwestie van denken.

Wat wel? Iets de andere kant op, tegen mijn gebruikelijke manier van doen in. Waarheen? Mijn lijf in, wellicht. In contact komen met al hetgeen mij voedt. Om te beginnen de aarde. En mijn geliefden en naasten.

(Ik weet: deze duidingen zeggen alles over mij, de duider. Kan mij slecht voorstellen dat een ander bij dezelfde tekening eenzelfde verhaal zou hebben geproduceerd. Het is duidelijk: symbolische voorstellingen geven alle ruimte! En waarom niet!)

Tijdens de Zweethut-ceremonie werd ons gevraag voor wie of wat we dankbaarheid voelden. Wat bij me op kwam, en wat ik ook heb uitgesproken, was: ‘Ik dank de aarde die maakt dat ik leven mag. Ik dank mijn vader en moeder. Ik dank mijn zoontje dat hij in mijn leven is. Ik dank de moeder van mijn zoontje die hem heeft gebaard. Ik dank mijn vriendin dat zij in mijn leven is.’ Daarnaast sprak ik mijn dank uit naar alle mensen van wie ik geleerd heb.

Mijn dankbaarheden vallen niet samen met mijn basis, maar zij spelen zonder twijfel een belangrijke rol in het ervaren ervan. Zij helpen mij houden van de bergen en de bossen, van de mensen op aarde, en van dat kleine bolletje dat door de kosmos suist, de aarde, - mijn antwoord op de tweede vraag: de vraag naar wat ik liefheb.

Met filosofie kom ik er niet. Denken wil ik zeker niet diskwalificeren, maar het is wel zaak ervan te verwachten wat het ook kan waarmaken, en meer niet.

Vraag waar ik mee blijf zitten: Hoe wel vanuit mijn basis te leven? En hoe er weer ‘in’ te geraken wanneer haar kwijt ben? – ook al zou dat eigenlijk niet kunnen.

                                                            *****


De Ecolonie was een niet-gekozen plek voor mijn onderzoek. De vakantie hier was al enkele maanden geleden gepland. Toch bleek zij een uitstekende omgeving om een aantal zaken uit te kristalliseren en ook af te ronden. Met name de workshops die ik hier heb gevolgd sloten perfect aan bij waar ik mee bezig ben! Zij werkten als een katalysator. Een welkome verrassing!

Ook zijn er tijdens het verblijf alhier een aantal suggesties gerezen voor vervolg. Zoals mij verdiepen in de wereld van rituelen, mythen en symbolen, - iets wat het project waar ik de afgelopen maanden mee bezig was een geheel nieuwe draai zou kunnen geven!

Heb het gevoel dat een spanningsboog is voltooid. Wat rest is het herzien van het materiaal dat ik gedurende dit onderzoek heb geproduceerd, tezamen met hetgeen nog opkomt aan vragen en reflecties. En dan kan ik door naar het volgende!