Naar aanleiding van het Christendom en Descartes, in de
cursus ‘Filosofie & religie: een haat/liefde-verhouding’, heb ik in de les
een stelling ingebracht: ‘Het bovennatuurlijke bestaat slechts in het Rijk van
de Verbeelding’. Ik wilde daarmee aan het denken over het bestaan van God een frisse draai geven. Immers, hij bestaat wel, maar slechts in de verbeelding. Wat is daarmee gezegd? Wat zijn de implicaties? In de discussie die volgde werd me duidelijk dat ik zelf nog
nauwelijks scherp had wat ik met deze stelling naar voren wilde brengen, wat ik
wilde verdedigen.
Het is niet de eerste keer dat ik pas gaandeweg, en meestal
door discussie of gezamenlijk onderzoek, er achter kom waar het me eigenlijk om
gaat. Hoe zou filosofie (opgevat als wijsbegeerte) niet dialogisch kunnen zijn? In ieder geval heb ik de
interactie nodig om tevoorschijn te brengen wat kennelijk in mij huist aan
vragen en opvattingen, en om zo verder te komen in mijn queeste.
*****
Het al dan niet bestaan van het bovennatuurlijke zorgt voor
de belangrijkste tegenstelling tussen voor- en tegenstanders van godsdienst. En
dat betreft vooral het monotheïsme. (Ik vraag me af of een polytheïsme zoals
het Hindoeïsme dezelfde soort controverses oproept. Het lijkt erop dat het
vanuit een polytheïsme veel gemakkelijker is om met andersoortige opvattingen
om te gaan. De veelheid aan goden brengt al een zekere losheid met zich mee en
een bereidheid om het een en ander niet al te strikt te zien.)
Wie eenmaal aanneemt dat er een bovennatuurlijke
werkelijkheid bestaat, als radicaal anders dan de natuurlijke (zoals gebeurt in
het monotheïsme), geeft zichzelf een vrijbrief om van alles te projecteren in
die andere werkelijkheid. En dat gebeurt dan ook rijkelijk. De zeventig maagden
die een martelaar te wachten staan, zijn slechts een klein en onbetekenend
voorbeeld, ware het niet dat er mensen zijn die het idee serieus nemen.
De voorstellingen die het bovennatuurlijke bevolken zijn in
principe onverifieerbaar, precies omdat zij van een niet-natuurlijke orde zijn.
Hoe zou je iets over de goddelijke bovennatuur kunnen bewijzen wanneer zij
radicaal verschilt van de natuur? - 'natuur' opgevat in brede zin als de
alledaagse werkelijkheid, zoals wij ermee vertrouwd zijn in onze beleving en
zoals wij ermee bekend zijn door onze zintuigen en de kennis die we daardoor
verkrijgen.
Toch blijkt dat geen reden om er het zwijgen toe te doen over de
goddelijke bovennatuur, en dan beperk ik mij even tot de christelijke variant
van het monotheïsme.
Om enkele voorbeelden te geven:
. God wordt voorgesteld als een schepper die gans anders is
dan zijn schepping. Nergens zien we een schepper aan het werk (zoals we dat wel
zouden kunnen in een atelier of in een werkplaats); toch wordt hij
verondersteld te bestaan, aangezien wij en al het andere als ‘schepselen’
worden voorgesteld.
. Terwijl alles wat op aarde leeft tijdelijk is, wordt leven
in het hiernamaals als eeuwig voorgesteld.
. Ook wij mensen worden geacht iets eeuwigs in ons te
hebben, nl een ziel, ook al kan dat nergens worden gelokaliseerd of gemeten, -
maar dat is logisch, want het is van bovennatuurlijke orde.
. Terwijl alles in de menselijke wereld min of meer goed,
mooi, rechtvaardig etc is, geldt voor de goddelijke bovennatuur een andere
maatstaf, het absolute. Er heerst volmaaktheid; het volmaakt goede, volmaakte
schoonheid, volmaakte rechtvaardigheid etc.
. Terwijl alle mensen beperkt zijn in kennis en in macht,
wordt er van uit gegaan dat God alwetend en almachtig is.
. Terwijl geen enkel mens zal zeggen dat hij alles is, geldt
voor God dat hij alomtegenwoordig en allesomvattend is. (Vreemd overigens dat
de natuur als schepping geen deel uitmaakt van God, terwijl tegelijk wordt
beweerd dat er niets groters is dan God. Tussen schepper en schepsel gaapt
immers een kloof. Eigenlijk is er dus wel iets groters, namelijk schepper en
schepsel bij elkaar opgeteld.)
Opmerkelijk blijft dat van het bovennatuurlijke toch meer
bekend lijkt te zijn dan men op grond van zijn ontologische status zou mogen
verwachten. Zoals gezegd, wordt de goddelijke bovennatuur geacht van een
radicaal andere orde te zijn dan de natuur (beide liggen niet in het verlengde
van elkaar, zoals de zomer in het verlengde ligt van het voorjaar, of zoals een
gerealiseerd project in het verlengde ligt van een ontwerp). Toch weet menig
monotheïst wie God is:
. God is een schepper;
. het is een hij;
. God is eeuwig;
. God is volmaakt en alwetend.
Iets soortgelijks geldt voor het hiernamaals. Nog nooit is
iemand teruggekeerd uit de dood. Toch weet menig monotheïst met zekerheid dat
er een voortbestaan is, en ook dat dit voortbestaan moreel geladen is: er is
het volstrekt goede leven (de hemel) en er is het volstrekt niet-goede leven
(de hel).
Er wordt dus een logica gebezigd die passend is binnen de
natuurlijke orde. Wat we kennen vanuit het alledaagse leven, wordt vertrekpunt
voor het spreken over het bovennatuurlijke. Vanuit de natuur wordt logisch
doorgeredeneerd naar de goddelijke bovennatuur. Immers:
. Een schepsel verwijst naar een schepper (zoals dat ook
geldt voor een beeldhouwwerk en zijn maker).
. Het tijdelijke en het eeuwige bewegen zich binnen
hetzelfde conceptuele frame, nl dat van de tijd.
. Datzelfde geldt voor volmaaktheid, almacht en
alwetendheid: het ene (volmaaktheid) is de maat voor het andere (het
onvolmaakte ding, de onvolmaakte mens, etc).
. Het hiernamaals ligt in het verlengde van het aardse
leven, zij het oneindig uitvergroot: een leven is niet kort van duur, maar eeuwig,
en de kwaliteit ervan is niet relatief goed en slecht, maar volmaakt goed of
volmaakt slecht.
Alle kenmerken van hetgeen bovennatuurlijk bestaat ligt dus
in het verlengde van hetgeen natuurlijk bestaat. Vraag is echter waarom de
goddelijke bovennatuur (die immers zo gans anders is) zich aan dezelfde logica
zou houden. En als voor het bovennatuurlijke eenzelfde logica geldt als voor
het natuurlijke, zijn beide dan wel zo radicaal anders? Immers, wanneer iets van hetzelfde logische weefsel is als iets anders, dan delen beide een belangrijke, existentiële dimensie, en kun je niet zeggen dat zij van een volstrekt andere orde zijn.
Overigens was men in de Middeleeuwen nog wel zo consequent
dat men God onthief van een al te strak keurslijf: hij werd in staat geacht tot
het doen van wonderen, welke een doorbreking waren van de logica van de wereld.
God is volstrekt vrij om zich niet te houden aan natuurwetten. (Zoals bekend
heeft hij ooit, om het volk Israël de tijd te geven af te rekenen met zijn vijanden, een etmaal lang zon en maan stilgezet, - zowaar geen sinecure!) Opmerkelijk blijft waarom deze goddelijke
vrijheid alleen in uitzonderingssituaties geldt? Waarom zou er voor het
bovennatuurlijke niet een volstrekt andere logica gelden dan voor het
natuurlijke?
*****
Wat te doen met de opvatting van het bovennatuurlijke zoals
die zich breed heeft gemaakt in het monotheïsme? Is er reden om aan te nemen
dat er zoiets als een goddelijke bovennatuur bestaat als aparte werkelijkheid,
naast de natuur waarvan wij mensen onderdeel uitmaken?
Voor mijzelf sprekend: ik zie geen reden om aan te nemen dat
er zoiets zou bestaan. Ik hou van de wereld en het leven zoals ik het dagelijks
ervaar en ken, en heb er meer dan genoeg aan.
Het is dan ook niet zo dat ik eerder wel uitging van een bovennatuurlijke werkelijkheid en dat ik door redeneringen zoals bovenstaande ben gaan twijfelen aan het bestaan ervan. (Het geloof in het bovennatuurlijke heeft nooit veel vat op mij gehad; het bleef een merkwaardige abstractie, ook ten tijde van mijn christelijke opvoeding.) Het is eerder andersom: ik zag, en zie, niet waarom het relevant zou zijn om het bestaan van een goddelijke bovennatuur in overweging te nemen. Mijn uitgangspunt is simpelweg een andere.
Het is dan ook niet zo dat ik eerder wel uitging van een bovennatuurlijke werkelijkheid en dat ik door redeneringen zoals bovenstaande ben gaan twijfelen aan het bestaan ervan. (Het geloof in het bovennatuurlijke heeft nooit veel vat op mij gehad; het bleef een merkwaardige abstractie, ook ten tijde van mijn christelijke opvoeding.) Het is eerder andersom: ik zag, en zie, niet waarom het relevant zou zijn om het bestaan van een goddelijke bovennatuur in overweging te nemen. Mijn uitgangspunt is simpelweg een andere.
Waarom me er dan druk over maken?
De aanleiding is de wereldpolitieke situatie. Zij is niet
ver weg. Ook ik en de mijnen hebben er mee te maken. Ik denk aan jihadisten,
aan ISIS, aan orthodoxe joden in Israël, aan fundamentalistische christenen in de
VS en elders. Op het huidige wereldtoneel zijn ze niet te negeren; het is zelfs
gevaarlijk om dat te doen. Hun denken is niet onschuldig. We kunnen er niet
omheen om hun denkwijze serieus te nemen. De actieradius ervan heeft zich
geglobaliseerd. Direct dan wel indirect heb ook ik ermee te maken, al was het
maar vanwege terreurdreiging en de veiligheidsmaatregelen die daarop worden
genomen. Wanneer ik denk aan de wereld die ik mijn zoontje toewens, dan is dat
een andere dan de huidige. Hierin zijn tal van conflicten gaande waarin
boodschappen van bovennatuurlijke oorsprong een motiverende en legitimerende
rol spelen.
Uiteraard kun je ook heel anders met de wereldpolitieke
situatie omgaan en met de invloed van godsdienstig extremisme. Je kunt ook een
economische, politieke of pedagogische invalshoek kiezen, en nog vele andere.
Ik word vooral getriggerd door de ideologische kant. De opvattingen die mensen
ideologisch motiveren gaan verder dan puur persoonlijke interesse; zij zijn
bedoeld om politiek en cultureel van invloed te zijn. Zij betreffen dus ook
mijn leefwereld, zeker nu de conflicten zich hebben geglobaliseerd; het leven
in Europa is onderdeel van het strijdtoneel.
Hoe we denken over het bovennatuurlijke is niet (meer) een
persoonlijke aangelegenheid. Het is geen privé-kwestie, maar een politieke en
culturele zaak (geworden), met daadwerkelijke consequenties, - althans, in
zoverre zij mensen motiveert en hun acties legitimeert.
Anders gezegd: hoe te bevorderen dat mensen samenleven in een spirit van basale verwantschap en met tolerantie voor verschillen in leef- en denkwijzen, ook in het geval van problemen en spanningen, zonder dat religieuze overtuigingen een reden zijn om elkaar hartgrondig te haten en dood te wensen? Is het dan niet nodig om óók te kijken naar wat ons nu gescheiden houdt? Schieten we er iets mee op om levensbeschouwelijke verschillen te negeren en met rust te laten?
Ik vraag me af of onverschilligheid een oplossing is, zeker nu er tal van conflicten gaande zijn waarin religieuze opvattingen wel degelijk een hoofdrol spelen. Ik heb niet de illusie dat we ooit tot een inhoudelijke overeenstemming zullen komen; daarvoor is de menselijke pluriformiteit te groot (en gelukkig maar!). Maar is dat een reden om het gesprek te vermijden? Een permanent debat lijkt me te verkiezen boven een doodzwijgen van verschillen van meningen omwille van de lieve vrede, terwijl die vrede er niet mee gediend is.
Anders gezegd: hoe te bevorderen dat mensen samenleven in een spirit van basale verwantschap en met tolerantie voor verschillen in leef- en denkwijzen, ook in het geval van problemen en spanningen, zonder dat religieuze overtuigingen een reden zijn om elkaar hartgrondig te haten en dood te wensen? Is het dan niet nodig om óók te kijken naar wat ons nu gescheiden houdt? Schieten we er iets mee op om levensbeschouwelijke verschillen te negeren en met rust te laten?
Ik vraag me af of onverschilligheid een oplossing is, zeker nu er tal van conflicten gaande zijn waarin religieuze opvattingen wel degelijk een hoofdrol spelen. Ik heb niet de illusie dat we ooit tot een inhoudelijke overeenstemming zullen komen; daarvoor is de menselijke pluriformiteit te groot (en gelukkig maar!). Maar is dat een reden om het gesprek te vermijden? Een permanent debat lijkt me te verkiezen boven een doodzwijgen van verschillen van meningen omwille van de lieve vrede, terwijl die vrede er niet mee gediend is.
*****
Wat te doen met de claims van degenen die beweren dat er wel
zoiets bestaat als een goddelijke bovennatuur, waaraan zij vergaande eisen en
richtlijnen ontlenen voor hun gedrag en doelstellingen? - iets waar ook ik mee
te maken heb. Wat stel ik er tegenover?
In discussies is het belangrijk om te weten binnen welk
frame wordt geopereerd: wie het frame weet te bepalen, heeft eigenlijk al half
gewonnen; de ander wordt dan gedwongen om zich denkend te bewegen binnen een
veld van vooronderstellingen dat is bepaald door de tegenstander. Ook in een
discussie die verder gaat dan persoonlijke interesse en bedoeld is om culturele
en politieke invloed uit te oefenen, is de strijd om het frame van belang, al
is er voor een daadwerkelijke verandering uiteraard meer nodig.
De vraag is: wil ik meegaan in het frame van degenen die
menen dat een goddelijke bovennatuur werkelijk bestaat? Of anders: welk frame
stel ik daar tegenover?
Ik wil niet meegaan in hetzelfde frame. Wel wil ik het over
dezelfde zaken hebben, maar anders geframed. Het zwaktebod van veel radicale
atheïsten is mijn inziens dat zij in hun kritiek zo ver gaan, dat zij ook de
vragen, behoeften en verlangens die aan de basis liggen van de monotheïstische
beantwoording in twijfel trekken en verwerpen. Hiermee reduceren zij hun
existentiële betrokkenheid (tal van vragen, behoeften en verlangens zouden er
niet toe doen) en zetten zij zichzelf buiten spel als geloofwaardig
alternatief.
*****
Vanuit welk frame kijk ik naar het bovennatuurlijke en naar
claims die worden gedaan in naam van een goddelijke bovennatuur?
Zoals gezegd, zie ik geen reden om ervan uit te gaan dat
zo’n bovennatuur werkelijk bestaat: ontologisch een onverifieerbare categorie, ter wereldverklaring overbodig, en voor mijn beleving van de existentie irrelevant. (En Ockhams scheermes hanterend is het bestaan van een goddelijke bovennatuur dus een onnodige ingewikkeldheid.)
Toch zijn er mensen die wel degelijk uitgaan van het bestaan van een goddelijke bovennatuur en die daar duidelijke voorstellingen bij hebben. Hoe kan dat?
Toch zijn er mensen die wel degelijk uitgaan van het bestaan van een goddelijke bovennatuur en die daar duidelijke voorstellingen bij hebben. Hoe kan dat?
Mijn stelling in deze is: Het bovennatuurlijke bestaat
slechts in het Rijk van de Verbeelding. Laat ik toelichten wat ik ermee bedoel.
Het bovennatuurlijke bestaat wel, maar niet als aparte
werkelijkheid. Het bestaat in de verbeelding, zoals er zeer veel bestaat dat
buiten de verbeelding geen of slechts gedeeltelijk realiteit heeft. Tot het Rijk van de Verbeelding reken ik de voorstelling én haar eventuele vormgeving: hoe de voorstelling tot beeld is geworden of hoe zij anderszins gedragen, dan wel geënsceneerd, in het leven wordt geroepen.
Denk aan Nederland. Bestaat Nederland? Een antwoord kan
zijn: de lap grond binnen de grenzen die bekend staan als landsgrenzen. Is die
lap grond Nederland? Het zal duidelijk zijn dat er meer mee wordt bedoeld. Wat?
Wat allemaal hoort bij de entiteit ‘Nederland’? Teveel om op te noemen, en veel
ervan bestaat slechts in de verbeelding van degenen die ermee te maken hebben
of die zich erbij betrokken voelen. Is er een grens aan te geven aan hetgeen
tot ‘Nederland’ kan worden gerekend? Ik zou niet weten waar die grens getrokken
zou kunnen worden. Het domein met de naam ‘Nederland’ is in principe eindeloos.
Op soortgelijke wijze zou ik naar een godsdienst willen
kijken, in casu het Christendom. Wat hoort allemaal bij deze godsdienst? Aan de
basis ligt een gemeenschap van mensen die zich met elkaar verbonden weet in
hun geloof in de christelijke God. Deze mensen hebben allemaal hun vragen,
behoeften en verlangens. Zij delen gebouwen, praktijken en rituelen. Zij lezen
en bestuderen teksten, en houden er een aantal gedeelde opvattingen op na. Et
cetera.
Op zich verschilt de christelijke godsdienst niet wezenlijk
van de wereldwijde gemeenschap aan Harry Potter lezers, behalve dat de laatste
minder met elkaar delen. De infrastructuur van de Harry Potter gemeenschap is
fors minder ontwikkeld dat de christelijke gemeenschap.
Belangrijk verschil is evenwel dat de velen in de gemeenschap van
Potter-fans zich geen illusies maken over het bestaan van Harry. Hun held
bestaat, ja, als romanfiguur. Er is over hem geschreven in boeken, recensies,
studies, kinderopstellen etc. Er zijn films over hem gemaakt. Er is een acteur
die de rol van Harry Potter speelt. En er zijn er velen die de Potter-verhalen
kunnen dromen, en er misschien zelfs over dromen. Toch zal niemand denken dat
hun held ook werkelijk bestaat, in een eigen, andere werkelijkheid.
Zoals Harry Potter bestaat, evenals andere romanfiguren, zo
ook bestaat de goddelijke bovennatuur, evenals andere bovennatuurlijke zaken:
zij bestaan in de verbeelding, en oefenen in die hoedanigheid grote invloed
uit. Hun bestaan is een werkelijkheid opgetrokken in taal; buiten de taal
bestaat God noch Harry Potter. Er is veel in het leven geroepen om hun bestaan
meer te laten zijn dan verbeelding: boeken, gebouwen, rituelen, et cetera.
Echter, wanneer de verbeelding niet langer wordt aangesproken (bijvoorbeeld,
omdat de verhalen verloren zijn gegaan), dan blijft er niets over dan een lege
huls. Zoals ook de hunebedden niet meer zijn dan een massief gevulde, lege
huls: we weten niets meer over de functie van de enorme stenen, al spreken zij
nog steeds tot de verbeelding, - zoals zij ook ooit gedaan moeten hebben, zij
het op een andere manier dan voor ons.
Dat betekent niet dat de goddelijke bovennatuur daarmee
onzinnig of irrelevant is. Het bovennatuurlijke is niet slechts een
hersenspinsel. Als verhaal laat het zien wat van levensbetekenis wordt geacht
door degenen die erin geloven. Het bovennatuurlijke biedt uitstekend de ruimte
om iets uit te vergroten, zonder de beperkingen waaraan we in het natuurlijke
onderworpen zijn. Een wens bijvoorbeeld (denk aan rechtvaardigheid of almacht),
of een eigenschap (zoals schoonheid of goedheid). Precies omdat het
bovennatuurlijke van een andere orde is dan het natuurlijke, kunnen we ons
wensdenken ongeremd en ongelimiteerd zijn gang laten gaan.
En behalve dat het mooi en bevredigend kan zijn om de eigen
wensen voluit de ruimte te geven, heeft het ook een vormende werking en geeft het vrijheid. Denken in
termen van het volmaakte stelt in staat om zich te ontworstelen aan de
dictatuur van de gegeven werkelijkheid. Het kan anders! Bovendien wordt met het
volmaakte een criterium gecreëerd ter beoordeling van hetgeen we aantreffen of
meemaken, nl als meer of minder volmaakt. Uiteraard valt er ook het een en
ander af te dingen op het hanteren van een volmaakte maatstaf (de werkelijkheid
valt dan immers altijd tegen. Maar anderzijds kan het een streven in het leven
roepen (om er iets anders van te maken dan het geval is, om te verbeteren etc),
en stelt het in staat tot een kritische houding: wat is, hoeft niet zo te zijn;
het kan ook anders.
Vraag is dus: wanneer het bovennatuurlijke méér is dan een
gratuite fantasie, wat is dan hetgeen ‘geïnvesteerd’ wordt in het Rijk der
Verbeelding? Wat is de existentiële relevantie ervan, wat de levensbetekenis?
Laat ik één element noemen dat in het voordeel spreekt van
het bovennatuurlijke zoals dat in het Christendom in het leven is geroepen:
menselijke waardigheid en individualiteit. Het is aannemelijk om het
Christendom voor te stellen als een geestelijke revolutie van onderaf. In het
begin van onze jaartelling was er cultuur waarin mensen zich geestelijk konden
ontwikkelen, maar deze cultuur was alleen toegankelijk voor een elite. Wie over
‘scholè’, d.w.z. vrije tijd, en dus vrijgesteld was van arbeid, kon zich wijden
aan filosofie, literatuur, retorica en andere schone zaken. Anderen, en dat was
het grootste deel van de bevolking, moesten het doen met spelen en rituelen die
misschien niet door iedereen als geestverheffend werden ervaren. Het jonge
Christendom bracht daar verandering in. Iedereen, ongeacht afkomst, rang of
stand, werd als volwaardig persoon beschouwd, want voor God is iedereen gelijk.
Een creatie in het Rijk van de Verbeelding, God, stelt dus in staat om zichzelf
en zijn naaste te beschouwen als volwaardig mens en als gelijkwaardig.
Bovendien is er een mens geweest, Jezus, die iets voor
elkaar heeft gekregen wat grote helden (zoals de Griekse Herakles) nooit is
gelukt, namelijk iedereen verlossen van het onmogelijke, namelijk het kwaad.
Jezus was zowel mens (en in die zin hoorde hij tot de natuurlijke wereld, zoals
iedereen) als ook God (en in die zin hoorde hij ook tot het bovennatuurlijke,
waarin, als Rijk van de Verbeelding, al het wenselijke ook bestaat). En door
onbeperkte naastenliefde, niet beperkt tot familie of stam, voor te leven,
evenals vergevingsgezindheid, riep hij waarden in het leven (uitvergroot tot
ideaal in het bovennatuurlijke), die voor zijn volgelingen tot een richtlijn
voor het leven werden.
Wat ik met dit voorbeeld wil laten zien is dat het
bovennatuurlijke niet per se een onzinnige
fantasie is. Als onderdeel van het Rijk der Verbeelding heeft zij een belangrijke
vormende werking, zowel persoonlijk als cultureel. Dit verandert evenwel niets
aan de stelling dat het bovennatuurlijke slechts bestaat in het Rijk van de
Verbeelding.
De verbeelding heeft een geweldige macht en wereldscheppende werking, met taal als haar belangrijkste medium. Het is niet gemakkelijk om de betovering van dit medium in de gaten te krijgen. Al wat er gebeurt, doet zich talig aan mij voor, en dat is waarschijnlijk onontkoombaar; ik zwem erin. Wel kan ik mij realiseren dát het zich zo aan mij voordoet. Ligt in dat onderscheid mijn vrijheid?
De verbeelding heeft een geweldige macht en wereldscheppende werking, met taal als haar belangrijkste medium. Het is niet gemakkelijk om de betovering van dit medium in de gaten te krijgen. Al wat er gebeurt, doet zich talig aan mij voor, en dat is waarschijnlijk onontkoombaar; ik zwem erin. Wel kan ik mij realiseren dát het zich zo aan mij voordoet. Ligt in dat onderscheid mijn vrijheid?
*****
Vandaag bezoek ik de grote Jeroen Bosch tentoonstelling in zijn
geboortestad, ’s Hertogenbosch. Schitterend! Als iets laat zien wat er mogelijk
is in het Rijk der Verbeelding, dan is het het werk van deze laat-middeleeuwse
kunstenaar!
De taferelen zijn buitengewoon aards, met levensechte details,
en tegelijk is alles doortrokken met een krachtige verbeelding. Dwaasheid, helse vuren, verleiding, lust, hemelse
vreugde, spot: niets van het alledaagse is eendimensionaal. Weergaloze ensceneringen
van de menselijke conditie, waarin de menselijke natuur wordt geschilderd tegen
een bovennatuurlijk decor.
Frappant is hoezeer in het werk van Jeroen Bosch metaforen
en zegswijzen letterlijk worden genomen. Zoals:
. het snijden van de kei in het hoofd, als uitdrukking voor
gekte (in ‘De Keisnijding’);
. Johannes de Doper die subtiel wijst naar een lam, duidend
op Christus, als het lam Gods (in ‘Johannes de Doper’);
. de tekening ‘Het veld heeft ogen, het bos heeft oren’;
. de tunnel van licht als weg naar de hemel (in ‘Visioenen
van het Hiernamaals’);
. en het hooi dat staat voor geld en vergankelijkheid (in
‘De hooiwagen’): ‘Alle vleijsch is hoeij’: iedereen wil wat hooi te pakken
krijgen alsof het goud is.
Hetzelfde geldt voor het ensceneren van dieren. Zoals de vos
en de uil. (De uil overigens in een andere betekenis dan de nu gebruikelijke:
‘wij associëren de uil met wijsheid, maar in de tijd van Bosch werd de uil
gezien als een bedreigend en slecht dier’.) Om maar te zwijgen van de talloze
monsters, gedrochten en andere gefantaseerde wezens en gevaarten.
Niets van wat wordt getoond is slechts wat je met een onthecht,
toeristisch oog zou zien. Het zwemt allemaal in een extra dimensie. En Bosch
weet dat voelbaar te maken. Zijn Rijk van de Verbeelding wordt bevolkt door
geest!
Met stijgende ontroering en verbijstering loop ik door de
tentoonstelling: wat een schitterend werk van een nog briljantere kunstenaar!
Het belangrijkste aan kunstwerken is de mentaliteit van de
maker, - althans, dat is hoe ik kijk. Ik heb nog geen typering voor de
mentaliteit die uit het werk van Jeroen Bosch spreekt, maar zeker is: ik sta
versteld, raak perplex, ben betoverd! Ja, hij spreekt tot de verbeelding! Wat
een speelse en buitengewoon fantasierijke geest! Wat een feest! Ik word er bijzonder vrolijk
van!
Twee opvallende dingen tijdens het zien van de
tentoonstelling.
Begeleidende uitleg, in tekstjes en nog meer in audio,
blijkt het kijkplezier enorm te verhogen: ik zie gewoon meer wanneer ik word
gewezen op samenhang, details en betekenis.
En de schilderijen in het ‘echt’ zien blijkt ook nu weer
zoveel indrukwekkender dan het bekijken van afbeeldingen. Bijna al het werk van
Jeroen Bosch dat ik hier zie heb ik al eens gezien, in boeken etc, maar niets
gaat boven het werk zelf!
'Jeroen Bosch' is de naam van een geestverruimend middel waarmee ik de wereld van de Middeleeuwen betreed, - een wereld die mij kennelijk niet vreemd is. Bij het zien van het werk heb ik nauwelijks de associatie met een godsdienstig geloof. Hoe kan dat, terwijl zijn beeldtaal ervan doordrenkt is? Komt het omdat ik er bij het kijken middenin zit? - middenin een wereld van wonderbaarlijkheid, dwaasheid en verschrikking. Komt het door de schijnbare alledaagsheid van zijn taferelen? Komt het doordat een kaal gezicht van land, stad of mensen altijd iets mist? - namelijk beleving en betekenis. In ieder geval toont Bosch een natuurlijke wereld vermengd met buitengewone verbeelding!
Wie meent dat de goddelijke bovennatuur werkelijk bestaat, wordt begoocheld door de taal waarin zij is opgetrokken. En die begoocheling leidt tot geweldige werken van de verbeelding! Kan het ook zonder?
Vanzelfsprekend niet
BeantwoordenVerwijderen