Afgelopen donderdag was de tweede les van de cursus
‘Filosofie & religie: een haat/liefde-verhouding’. Nadat ik in de eerste
les een algemene schets had gegeven van de ontwikkeling van (Westerse)
filosofie in vier historische periodes, gerelateerd aan levenskunst, plus de
vraag wat religie zou kunnen bijdragen aan levenskunst, ben ik de tweede les
begonnen met een schets van wat de meesten van ons, bewust dan wel onbewust,
zullen associëren met religie, nl christendom. Met in de hoofdrol Augustinus.
Om mij verder in het thema te verdiepen ben ik nu in Museum
Catharijneconvent in Utrecht. Augustinus (354 – 430) wordt beschouwd als een
van de belangrijke, zo niet dé belangrijkste kerkvader. Ik was benieuwd hoe dat
zijn sporen heeft nagelaten in kunst en devotie. Het Catharijneconvent ken ik
als een goed katholiek museum, met beelden en schilderijen in een religieuze
sfeer en met de nodige informatie. Daarom leek het me een geschikt adres voor
verder onderzoek.
Over Augustinus tref ik weinig aan. Behalve één schilderij
waarop hij wordt afgebeeld, samen met drie andere (‘De vier kerkvaders’,
geschilderd door Abraham Bloemaert, uit 1632), vind ik niets dat naar hem
verwijst. Genoot hij in deze streken weinig verering? Of zijn die beelden en
schilderijen vernietigd tijdens de Beeldenstorm?
Van 10 augustus tot begin oktober 1566 woedde in de
Nederlanden de Beeldenstorm ‘waarin kerken, kloosters en kapellen werden
ontdaan van heiligenbeelden en schilderijen’. Deze gebeurtenis heeft mij altijd
gefascineerd. Hoe groot moet de woede zijn, wil zij door het hele land heen
gekoeld worden op beelden en schilderijen!? Waar stonden zij dan voor?
Ik lees: ‘De Beeldenstorm zal uiteindelijk mede leiden tot
de Opstand in de Nederlanden.’ Vraag die bij me opkomt: Hoe belangrijk was een
nieuwe ideologie (het protestantisme) voor het kunnen ontstaan van de Opstand
in de Nederlanden, tegen een overheerser, Spanje, met een andere ideologie (het
katholicisme)? – met kennelijke gevolgen voor beelden en schilderijen. Was er
verschil in ideologie voor nodig om het tot een opstand te kunnen laten komen?
Terug naar Augustinus. In de voorbereiding voor de les over
het christendom, afgelopen donderdag, werd ik het meest door hem getroffen. Ik
wist al wel het een en ander over Augustinus, heb enkele van zijn boeken
gelezen (waaronder dat over de vrije wil), en was al vaker op zijn invloed
gestuit, als genie van het vroege christendom. Ook in de moderne tijd. Bij
Descartes, bijvoorbeeld.
In Augustinus’ levensbeschrijving valt te lezen over zijn
losbandige leven en zijn jaren van rusteloos zoeken naar de waarheid, in de
verwachting dat deze een einde zal maken aan zijn rusteloosheid. Totdat hij
Christus vindt, waarna hij gaandeweg uitgroeit tot een belangrijke kerkvader.
Wat mij intrigeert is het ‘contrast’ tussen het beëindigen
van zijn rusteloosheid en de rij werken die hij heeft nagelaten. Had hij
werkelijk zijn zielenrust gevonden, dan had hij er ook het zwijgen toe kunnen
doen.
Vond Augustinus zielenrust in Christus? Nee, hij vond rust
in het bezig zijn met Christus. In zijn
geval was dat: schrijven over het belang en de levensbetekenis van Christus,
zich bezinnen op zijn eigen leven (de ‘Confessiones’), prediken, het
ontwikkelen van een christelijke dogmatiek, etc. Rusteloosheid omgezet in
productiviteit: dezelfde energie, maar nu gericht, met een gevoel van zin. Van
rust is allerminst sprake. Zoals de functie van fantasie fantasie is, zo is
verlangen er niet om gestild te worden, maar om te verlangen. Het object van
passie (zoals Christus in het geval van Augustinus) is niet per se waar het in
passie om gaat. Zijn onrust heeft een andere kwaliteit gekregen.
Toch had Augustinus niet in elk onderwerp zijn passie kunnen
uitleven. Christus was niet willekeurig. Het leven en het verhaal van Jezus
raakte hem, adresseerde zijn sensibiliteiten. Wat deze teweeg had gebracht
begeesterde hem. Het fenomeen ‘Christus’ sprak zijn talenten aan en werkte zo
op hem uit dat hij die talenten in dienst wilde stellen van een grotere zaak:
de verbreiding van het christendom. Kortom: het inspireerde hem tot grote
creativiteit.
Zielenrust suggereert een tot-rust-komen. Wat eerder het
geval is: een rusten in beweging, een dynamiek die rust geeft. Het komt erop
aan het juiste project te vinden.
*****
Wat je ook vindt van het christelijk geloof, het heeft een
grote rijkdom aan kunst, voorwerpen, verhalen en levensgeschiedenissen
opgeleverd. En daarmee heeft het iets in het leven geroepen dat de wereld heeft
veranderd, of eraan toegevoegd. Misschien is het wel het enige van religie dat
werkelijk bestaat: de geestelijke wereld die zij ensceneert, met behulp van
taal, en met voorwerpen, kunstwerken en architectuur als decorstukken.
En daarbij wordt ook leentjebuur gespeeld, zij het
geherinterpreteerd. De kunst is om vervolgens te doen vergeten waar je het
vandaan hebt, - de grote truc van cultureel imperialisme! Ik moest eraan denken
toen ik een schilderij zag over ‘de brede en de smalle weg’, geschilderd door
ene Laurentius de Neter (ca 1635). ‘De man en de vrouw in het midden staan voor
een belangrijke keuze in hun leven: kiezen zij voor de comfortabele brede weg
vol wereldse verlokkingen, of nemen zij hun kruis op en kiezen zij voor het
smalle pad? (...) Het thema is al eeuwenoud en is nog altijd actueel.’
Wat het laatste betreft, inderdaad. De parabel kende ik al
wel uit de Bijbel, evenals de prent met daarop de twee wegen: het brede en het
smalle pad. Ik dacht altijd dat zij een door en door christelijk thema waren.
Maar pas ontdekte ik dat dit helemaal niet zo is. De parabel vind je reeds in
de Griekse mythen, in een verhaal over Herakles, de Griekse oerheld, die tal
van onmogelijke taken toch wist te vervullen. Voor mijn zoontje is Herakles ook
een held, zo ongeveer als Harry Potter. Hij heeft er recentelijk een werkstuk
over gemaakt voor school. Met hem heb ik de oude verhalen gelezen. En tot mijn
verrassing kwam ik daarin dezelfde parabel tegen.
Een beschrijving van ‘Herakles op de tweesprong’ begint als
volgt:
‘Omstreeks die tijd verliet Herakles de herders en de kudden
en trok naar een eenzame streek, om erover na te denken welke levensweg hij in
zou slaan. Terwijl hij zo zat te peinzen, zag hij twee rijzige vrouwen op zich
toekomen. De ene had een waardig en edel uiterlijk en een ingetogen blik;
vlekkeloos wit was haar gewaad. De andere had uitdagende vormen en een drieste
oogopslag. Haar gelaat was geblanket en zij droeg doorzichtige kleding. Telkens
keek zij naar haar eigen schaduwbeeld.
Toen het tweetal naderbij kwam, verhaastte de eerste niet
haar pas, maar de tweede liep haar voorbij, ging op de jongeling toe en sprak
tot hem: "Herakles ik zie dat je aarzelt welke weg je zult kiezen om door
het leven te gaan. Indien je mij als je gezellin kiest, zal ik je langs een weg
van louter genot voeren en geen enkel ongemak zal je deel zijn. Aan alle lusten
zal je toe kunnen geven en niets behoeven te weigeren dat je behaagt."
Toen Herakles dit aanlokkelijke aanbod hoorde, vroeg hij
verwonderd naar haar naam. En zij antwoordde: "Mijn vrienden noemen mij de
Gelukzaligheid, maar mijn vijanden die mij kleineren willen, noemen mij de
Ondeugd."
Intussen was de andere vrouw naderbij gekomen. "Ook ik
kom tot je, Herakles," sprak zij, "want ik ken je ouders en weet hoe
je bent opgevoed en ik hoop dat je in het grote en het goede zult uitblinken!
Maar weet wel, dat slechts een lange en moeizame weg de mens voert naar al wat
goed en waardevol is, want aldus hebben het de goden bestemd. Is het je wens
dat de Grieken je om je rechtschapenheid en moed bewonderen, dan dien je de
weldoener van het land te worden. Wie oogsten wil, moet zaaien. Wie wil
zegevieren, moet de krijgskunst leren en wie zeggenschap over zijn lichaam wil
hebben, moet het harden door arbeid en inspanning."
Nu viel de Ondeugd haar in de rede: "Zie je wel, lieve
Herakles, langs welk een lange en bezwaarlijke weg zij je voeren wil!"
"Schaam je!" sprak de Deugd streng. "Jij eet
voordat je honger hebt en drinkt voordat je dorstig bent. Geen bed is je zacht
genoeg. Je vrienden laat je de nachten doorbrassen en het beste deel van de
dagen verslapen. Hoewel je onsterfelijk bent, hebben de goden je verstoten en
goede mensen verachten je. In mij vinden echter de kunstenaars een gerede
helpster en de huisvaders een getrouwe leidster, het volk een liefdevolle
steun. Zij die mij volgen, scheppen vreugde in het leven; alles smaakt hun
goed: spijs, drank en slaap. Door mij te volgen worden zij bemind door goden en
stervelingen, geacht door het vaderland. Kies je zulk een leven, jongeling, dan
vind je de werkelijke gelukzaligheid !"’
Het christendom heeft er uiteraard een geheel andere
invulling aan gegeven. De parabel komt uit de mond van Jezus, en is deel van de
Bergrede: ‘nauw is de poort naar het leven; breed de weg die naar de ondergang
leidt’.
Het schilderij van Laurentius de Neter vertelt de
christelijke versie, maar met beeldelementen uit de oudere, ‘heidense’ mythe.
Eenzelfde soort keuze staat uitgebeeld als waar Herakles voor stond: een man
die nog moet beslissen, met aan de ene kant een verleidelijke, rijk geklede
dame, met een belofte van genot, geld en andere wereldse genoegens, en aan de
andere kant een sober geklede vrouw, met een kind op de arm. Verschil met Herakles
is dat hier de besluiteloze man zich kan laten leiden door een engel. In het
schilderij wijst de engel op de Tien Geboden, ‘de richtlijn voor een juist
leven’.
Ook is de keuze een andere. Bij Herakles gaat het tussen
durf, heldhaftigheid en roem enerzijds en een gemakzuchtig, gewoon leven
anderzijds. In de christelijke versie is de keuze tussen een godvruchtig leven
en het hemelse Jeruzalem enerzijds en genot, de dood en het hellevuur
anderzijds.
Ter verruiming van de geest zou ik het gewaardeerd hebben
wanneer ik in mijn jeugd niet alleen de christelijke versie voorgeschoteld had
gekregen, maar ook de Griekse. Als het er dan toch om gaat te leren om keuzes
voor het leven te maken, dan het liefst een meervoudige.
*****
Weinig Augustus dus in het Catharijneconvent. Des te meer
Franciscus: er loopt op dit moment een tentoonstelling die aan hem is gewijd.
En ik ben niet de enige in dit oude kloostergebouw; het is er behoorlijk druk.
Franciscus (1181 – 1226) moet een innemende,
bewonderenswaardige man zijn geweest. Zijn leven sprak tot de verbeelding,
zoals blijkt uit de vele schilderijen. En zijn levenswijze heeft velen
geïnspireerd. Ook nu nog. Op video komen enkele mensen aan het woord voor wie
Franciscus het grote voorbeeld is. Met name zijn simpele en liefdevolle
menselijkheid spreekt aan. Geen theologische leerstelligheid, à la Augustinus,
maar toewijding en betrokkenheid bij mensen die het slecht getroffen hebben. En
de dieren! Volgens het verhaal ging hij met de natuur om zoals hij met mensen
omging.
Opvallend in het levensverhaal van Franciscus is de kracht
van vereenzelviging: biddend en vererend identificeerde hij zich geheel en al
met de Christus die stierf aan het kruis. Hij leefde zich intens in in het
lijden van zijn grote voorbeeld, met als uiterste gevolg: het verschijnen van
de stigmata, de wondtekenen in zijn eigen handen, voeten en zijde, - althans,
zo gaat het verhaal.
Wat mij telkens verbaast is waarom er in het christendom
slechts één Christus is. Waarom zou je – zoals in boeddhisme en filosofie –
niet allemaal kunnen worden als je grote voorbeeld? – een mogelijkheid
realiserend die iedereen in zich heeft en die bij uitstek is voorgeleefd door
een historisch persoon: Jezus, en in de andere gevallen: Gautama en Socrates.
Franciscus heeft het geprobeerd. Franciscus alter Christus: hij werd een tweede
Christus.
Franciscus is de heilige met de aansprekende verhalen. Een
van de verhalen gaat over de ontmoeting van Franciscus met de Sultan. Het
speelde zich af tijdens de vijfde kruistocht, waar Franciscus fel tegen was. In
1219 bracht hij een bezoek aan Sultan Malek al-Kamil in Damiate, een havenstad
in Egypte. ‘Franciscus had eerst het kamp van de kruisvaarders aangedaan en
wist vervolgens ook de Sultan te spreken te krijgen. Zij spraken met wederzijds
respect over hun beider levensbeschouwingen. In Franciscus' leven en zijn
geschriften zijn sporen terug te vinden van de bewondering en waardering die
hij voor bepaalde gebruiken van de moslims had opgevat.’
Franciscus predikte vrede en bracht het ook in praktijk,
heel letterlijk. In een hitsige sfeer van vijandschap, onverdraagzaamheid en
geweld zocht hij naar alternatieve oplossingen. Een uitspraak die aan hem wordt
toegeschreven: ‘Wie er ook bij je komt, vriend of vijand, ontvang hem of haar
welwillend.’
Ik ging naar Utrecht vanwege Augustinus en kom terug met
Franciscus. Een interessante ruil. Wat mij boeit in Augustinus is hoe hij een
hele denkwereld beslissend heeft weten te beïnvloeden. Zijn opvattingen zijn
die van de christendom geworden. Met name over de goddelijke drie-eenheid, over
de eenheid van schepper en verlosser en de kloof tussen schepper en schepsel,
en over de erfzonde. Het hele debat over de vrije wil (waar nog steeds over
wordt gebakkeleid) hebben we te ‘danken’ aan Augustinus; het vraagstuk is door
hem geframed.
Wanneer ik Augustinus lees, krijg ik het gevoel met een
volstrekt vreemde te maken te hebben. (Aristoteles, die zes eeuwen eerder
leefde, is mij honderd maal nader dan Augustinus.) Dat is anders met Franciscus.
Zijn menselijkheid raakt me, ontroert me, inspireert me. Ik zal geen
Franciscaan worden, maar het is de moeite waard om me meer in zijn leven en
denken te verdiepen.
*****
Het tentoonstellen van beelden en schilderijen die eerder
een sacrale functie hadden, blijft iets vreemd houden. In een museum krijgt de
esthetische blik gemakkelijk de overhand. Met die blik bekeken zijn veel
beelden en schilderijen in het Catharijneconvent niet bijzonder de moeite
waard. In hun sacrale functie (in kerk, klooster etc) is de esthetische
kwaliteit mooi meegenomen, maar verder van secundair belang. Voorop staat de
aanbidding of de religieuze reminder. Dat laatste lukt me niet echt in een
museum. De sfeer is een andere.
Ik herinner me nog de eerste keer dat dit contrast me
frappeerde. Het was in Sarnath, vlakbij Benares, in India. Sarnath is een van
de heilige plekken in het boeddhisme, een pelgrimsplaats: hier begon Gautama
Boeddha zijn onderwijs.
In die tijd was ik intensief bezig met de vraag wat het boeddhisme
(en ook het hindoeïsme) voor mij zou kunnen betekenen. Ik was zojuist in een
tempel geweest, waar ik voor een boeddhabeeld had gebogen, in het besef daarbij
zowel uit eerbetoon te buigen voor de historische Boeddha, als ook voor mijn
eigen ‘boeddha-mogelijkheid’. Na het bezoek aan die tempel bezocht ik een
nabijgelegen museumpje, en dat stond vol met boeddhabeelden, het ene naast het
andere. Het trof me hoezeer die beelden museumstuk stonden te zijn, eventueel
te bekijken met een kunsthistorische of esthetische blik, terwijl al deze
beelden ooit hadden gefunctioneerd als beeld in een tempel, net als het beeld
waar ik zojuist voor gebogen had. Alsof ze een volkomen gedaantewisseling
hadden ondergaan, een soort transsubstantiatie, maar dan anders. Als een
verkilling. De beelden in het museum deden me helemaal niets. Het was door de
herinnering dat ik me kon voorstellen dat ze ook iets anders konden betekenen:
een teken in een levend gebeuren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten