17 april 2016

16 april 2016. Filosofie en religie: een haat/liefde-verhouding (II)


Afgelopen donderdag was de tweede les van de cursus ‘Filosofie & religie: een haat/liefde-verhouding’. Nadat ik in de eerste les een algemene schets had gegeven van de ontwikkeling van (Westerse) filosofie in vier historische periodes, gerelateerd aan levenskunst, plus de vraag wat religie zou kunnen bijdragen aan levenskunst, ben ik de tweede les begonnen met een schets van wat de meesten van ons, bewust dan wel onbewust, zullen associëren met religie, nl christendom. Met in de hoofdrol Augustinus.



Om mij verder in het thema te verdiepen ben ik nu in Museum Catharijneconvent in Utrecht. Augustinus (354 – 430) wordt beschouwd als een van de belangrijke, zo niet dé belangrijkste kerkvader. Ik was benieuwd hoe dat zijn sporen heeft nagelaten in kunst en devotie. Het Catharijneconvent ken ik als een goed katholiek museum, met beelden en schilderijen in een religieuze sfeer en met de nodige informatie. Daarom leek het me een geschikt adres voor verder onderzoek.

Over Augustinus tref ik weinig aan. Behalve één schilderij waarop hij wordt afgebeeld, samen met drie andere (‘De vier kerkvaders’, geschilderd door Abraham Bloemaert, uit 1632), vind ik niets dat naar hem verwijst. Genoot hij in deze streken weinig verering? Of zijn die beelden en schilderijen vernietigd tijdens de Beeldenstorm?

Van 10 augustus tot begin oktober 1566 woedde in de Nederlanden de Beeldenstorm ‘waarin kerken, kloosters en kapellen werden ontdaan van heiligenbeelden en schilderijen’. Deze gebeurtenis heeft mij altijd gefascineerd. Hoe groot moet de woede zijn, wil zij door het hele land heen gekoeld worden op beelden en schilderijen!? Waar stonden zij dan voor?

Ik lees: ‘De Beeldenstorm zal uiteindelijk mede leiden tot de Opstand in de Nederlanden.’ Vraag die bij me opkomt: Hoe belangrijk was een nieuwe ideologie (het protestantisme) voor het kunnen ontstaan van de Opstand in de Nederlanden, tegen een overheerser, Spanje, met een andere ideologie (het katholicisme)? – met kennelijke gevolgen voor beelden en schilderijen. Was er verschil in ideologie voor nodig om het tot een opstand te kunnen laten komen?



Terug naar Augustinus. In de voorbereiding voor de les over het christendom, afgelopen donderdag, werd ik het meest door hem getroffen. Ik wist al wel het een en ander over Augustinus, heb enkele van zijn boeken gelezen (waaronder dat over de vrije wil), en was al vaker op zijn invloed gestuit, als genie van het vroege christendom. Ook in de moderne tijd. Bij Descartes, bijvoorbeeld.

In Augustinus’ levensbeschrijving valt te lezen over zijn losbandige leven en zijn jaren van rusteloos zoeken naar de waarheid, in de verwachting dat deze een einde zal maken aan zijn rusteloosheid. Totdat hij Christus vindt, waarna hij gaandeweg uitgroeit tot een belangrijke kerkvader.

Wat mij intrigeert is het ‘contrast’ tussen het beëindigen van zijn rusteloosheid en de rij werken die hij heeft nagelaten. Had hij werkelijk zijn zielenrust gevonden, dan had hij er ook het zwijgen toe kunnen doen.

Vond Augustinus zielenrust in Christus? Nee, hij vond rust in het bezig zijn met Christus. In zijn geval was dat: schrijven over het belang en de levensbetekenis van Christus, zich bezinnen op zijn eigen leven (de ‘Confessiones’), prediken, het ontwikkelen van een christelijke dogmatiek, etc. Rusteloosheid omgezet in productiviteit: dezelfde energie, maar nu gericht, met een gevoel van zin. Van rust is allerminst sprake. Zoals de functie van fantasie fantasie is, zo is verlangen er niet om gestild te worden, maar om te verlangen. Het object van passie (zoals Christus in het geval van Augustinus) is niet per se waar het in passie om gaat. Zijn onrust heeft een andere kwaliteit gekregen.

Toch had Augustinus niet in elk onderwerp zijn passie kunnen uitleven. Christus was niet willekeurig. Het leven en het verhaal van Jezus raakte hem, adresseerde zijn sensibiliteiten. Wat deze teweeg had gebracht begeesterde hem. Het fenomeen ‘Christus’ sprak zijn talenten aan en werkte zo op hem uit dat hij die talenten in dienst wilde stellen van een grotere zaak: de verbreiding van het christendom. Kortom: het inspireerde hem tot grote creativiteit.

Zielenrust suggereert een tot-rust-komen. Wat eerder het geval is: een rusten in beweging, een dynamiek die rust geeft. Het komt erop aan het juiste project te vinden.

                                                *****


Wat je ook vindt van het christelijk geloof, het heeft een grote rijkdom aan kunst, voorwerpen, verhalen en levensgeschiedenissen opgeleverd. En daarmee heeft het iets in het leven geroepen dat de wereld heeft veranderd, of eraan toegevoegd. Misschien is het wel het enige van religie dat werkelijk bestaat: de geestelijke wereld die zij ensceneert, met behulp van taal, en met voorwerpen, kunstwerken en architectuur als decorstukken.



En daarbij wordt ook leentjebuur gespeeld, zij het geherinterpreteerd. De kunst is om vervolgens te doen vergeten waar je het vandaan hebt, - de grote truc van cultureel imperialisme! Ik moest eraan denken toen ik een schilderij zag over ‘de brede en de smalle weg’, geschilderd door ene Laurentius de Neter (ca 1635). ‘De man en de vrouw in het midden staan voor een belangrijke keuze in hun leven: kiezen zij voor de comfortabele brede weg vol wereldse verlokkingen, of nemen zij hun kruis op en kiezen zij voor het smalle pad? (...) Het thema is al eeuwenoud en is nog altijd actueel.’

Wat het laatste betreft, inderdaad. De parabel kende ik al wel uit de Bijbel, evenals de prent met daarop de twee wegen: het brede en het smalle pad. Ik dacht altijd dat zij een door en door christelijk thema waren. Maar pas ontdekte ik dat dit helemaal niet zo is. De parabel vind je reeds in de Griekse mythen, in een verhaal over Herakles, de Griekse oerheld, die tal van onmogelijke taken toch wist te vervullen. Voor mijn zoontje is Herakles ook een held, zo ongeveer als Harry Potter. Hij heeft er recentelijk een werkstuk over gemaakt voor school. Met hem heb ik de oude verhalen gelezen. En tot mijn verrassing kwam ik daarin dezelfde parabel tegen.

Een beschrijving van ‘Herakles op de tweesprong’ begint als volgt:
‘Omstreeks die tijd verliet Herakles de herders en de kudden en trok naar een eenzame streek, om erover na te denken welke levensweg hij in zou slaan. Terwijl hij zo zat te peinzen, zag hij twee rijzige vrouwen op zich toekomen. De ene had een waardig en edel uiterlijk en een ingetogen blik; vlekkeloos wit was haar gewaad. De andere had uitdagende vormen en een drieste oogopslag. Haar gelaat was geblanket en zij droeg doorzichtige kleding. Telkens keek zij naar haar eigen schaduwbeeld.
Toen het tweetal naderbij kwam, verhaastte de eerste niet haar pas, maar de tweede liep haar voorbij, ging op de jongeling toe en sprak tot hem: "Herakles ik zie dat je aarzelt welke weg je zult kiezen om door het leven te gaan. Indien je mij als je gezellin kiest, zal ik je langs een weg van louter genot voeren en geen enkel ongemak zal je deel zijn. Aan alle lusten zal je toe kunnen geven en niets behoeven te weigeren dat je behaagt."
Toen Herakles dit aanlokkelijke aanbod hoorde, vroeg hij verwonderd naar haar naam. En zij antwoordde: "Mijn vrienden noemen mij de Gelukzaligheid, maar mijn vijanden die mij kleineren willen, noemen mij de Ondeugd."
Intussen was de andere vrouw naderbij gekomen. "Ook ik kom tot je, Herakles," sprak zij, "want ik ken je ouders en weet hoe je bent opgevoed en ik hoop dat je in het grote en het goede zult uitblinken! Maar weet wel, dat slechts een lange en moeizame weg de mens voert naar al wat goed en waardevol is, want aldus hebben het de goden bestemd. Is het je wens dat de Grieken je om je rechtschapenheid en moed bewonderen, dan dien je de weldoener van het land te worden. Wie oogsten wil, moet zaaien. Wie wil zegevieren, moet de krijgskunst leren en wie zeggenschap over zijn lichaam wil hebben, moet het harden door arbeid en inspanning."

Nu viel de Ondeugd haar in de rede: "Zie je wel, lieve Herakles, langs welk een lange en bezwaarlijke weg zij je voeren wil!"

"Schaam je!" sprak de Deugd streng. "Jij eet voordat je honger hebt en drinkt voordat je dorstig bent. Geen bed is je zacht genoeg. Je vrienden laat je de nachten doorbrassen en het beste deel van de dagen verslapen. Hoewel je onsterfelijk bent, hebben de goden je verstoten en goede mensen verachten je. In mij vinden echter de kunstenaars een gerede helpster en de huisvaders een getrouwe leidster, het volk een liefdevolle steun. Zij die mij volgen, scheppen vreugde in het leven; alles smaakt hun goed: spijs, drank en slaap. Door mij te volgen worden zij bemind door goden en stervelingen, geacht door het vaderland. Kies je zulk een leven, jongeling, dan vind je de werkelijke gelukzaligheid !"’

Het christendom heeft er uiteraard een geheel andere invulling aan gegeven. De parabel komt uit de mond van Jezus, en is deel van de Bergrede: ‘nauw is de poort naar het leven; breed de weg die naar de ondergang leidt’.

Het schilderij van Laurentius de Neter vertelt de christelijke versie, maar met beeldelementen uit de oudere, ‘heidense’ mythe. Eenzelfde soort keuze staat uitgebeeld als waar Herakles voor stond: een man die nog moet beslissen, met aan de ene kant een verleidelijke, rijk geklede dame, met een belofte van genot, geld en andere wereldse genoegens, en aan de andere kant een sober geklede vrouw, met een kind op de arm. Verschil met Herakles is dat hier de besluiteloze man zich kan laten leiden door een engel. In het schilderij wijst de engel op de Tien Geboden, ‘de richtlijn voor een juist leven’.

Ook is de keuze een andere. Bij Herakles gaat het tussen durf, heldhaftigheid en roem enerzijds en een gemakzuchtig, gewoon leven anderzijds. In de christelijke versie is de keuze tussen een godvruchtig leven en het hemelse Jeruzalem enerzijds en genot, de dood en het hellevuur anderzijds.

Ter verruiming van de geest zou ik het gewaardeerd hebben wanneer ik in mijn jeugd niet alleen de christelijke versie voorgeschoteld had gekregen, maar ook de Griekse. Als het er dan toch om gaat te leren om keuzes voor het leven te maken, dan het liefst een meervoudige.

                                                *****

Weinig Augustus dus in het Catharijneconvent. Des te meer Franciscus: er loopt op dit moment een tentoonstelling die aan hem is gewijd. En ik ben niet de enige in dit oude kloostergebouw; het is er behoorlijk druk.

Franciscus (1181 – 1226) moet een innemende, bewonderenswaardige man zijn geweest. Zijn leven sprak tot de verbeelding, zoals blijkt uit de vele schilderijen. En zijn levenswijze heeft velen geïnspireerd. Ook nu nog. Op video komen enkele mensen aan het woord voor wie Franciscus het grote voorbeeld is. Met name zijn simpele en liefdevolle menselijkheid spreekt aan. Geen theologische leerstelligheid, à la Augustinus, maar toewijding en betrokkenheid bij mensen die het slecht getroffen hebben. En de dieren! Volgens het verhaal ging hij met de natuur om zoals hij met mensen omging.

Opvallend in het levensverhaal van Franciscus is de kracht van vereenzelviging: biddend en vererend identificeerde hij zich geheel en al met de Christus die stierf aan het kruis. Hij leefde zich intens in in het lijden van zijn grote voorbeeld, met als uiterste gevolg: het verschijnen van de stigmata, de wondtekenen in zijn eigen handen, voeten en zijde, - althans, zo gaat het verhaal.

Wat mij telkens verbaast is waarom er in het christendom slechts één Christus is. Waarom zou je – zoals in boeddhisme en filosofie – niet allemaal kunnen worden als je grote voorbeeld? – een mogelijkheid realiserend die iedereen in zich heeft en die bij uitstek is voorgeleefd door een historisch persoon: Jezus, en in de andere gevallen: Gautama en Socrates. Franciscus heeft het geprobeerd. Franciscus alter Christus: hij werd een tweede Christus.



Franciscus is de heilige met de aansprekende verhalen. Een van de verhalen gaat over de ontmoeting van Franciscus met de Sultan. Het speelde zich af tijdens de vijfde kruistocht, waar Franciscus fel tegen was. In 1219 bracht hij een bezoek aan Sultan Malek al-Kamil in Damiate, een havenstad in Egypte. ‘Franciscus had eerst het kamp van de kruisvaarders aangedaan en wist vervolgens ook de Sultan te spreken te krijgen. Zij spraken met wederzijds respect over hun beider levensbeschouwingen. In Franciscus' leven en zijn geschriften zijn sporen terug te vinden van de bewondering en waardering die hij voor bepaalde gebruiken van de moslims had opgevat.’

Franciscus predikte vrede en bracht het ook in praktijk, heel letterlijk. In een hitsige sfeer van vijandschap, onverdraagzaamheid en geweld zocht hij naar alternatieve oplossingen. Een uitspraak die aan hem wordt toegeschreven: ‘Wie er ook bij je komt, vriend of vijand, ontvang hem of haar welwillend.’

Ik ging naar Utrecht vanwege Augustinus en kom terug met Franciscus. Een interessante ruil. Wat mij boeit in Augustinus is hoe hij een hele denkwereld beslissend heeft weten te beïnvloeden. Zijn opvattingen zijn die van de christendom geworden. Met name over de goddelijke drie-eenheid, over de eenheid van schepper en verlosser en de kloof tussen schepper en schepsel, en over de erfzonde. Het hele debat over de vrije wil (waar nog steeds over wordt gebakkeleid) hebben we te ‘danken’ aan Augustinus; het vraagstuk is door hem geframed.

Wanneer ik Augustinus lees, krijg ik het gevoel met een volstrekt vreemde te maken te hebben. (Aristoteles, die zes eeuwen eerder leefde, is mij honderd maal nader dan Augustinus.) Dat is anders met Franciscus. Zijn menselijkheid raakt me, ontroert me, inspireert me. Ik zal geen Franciscaan worden, maar het is de moeite waard om me meer in zijn leven en denken te verdiepen.

                                                *****

Het tentoonstellen van beelden en schilderijen die eerder een sacrale functie hadden, blijft iets vreemd houden. In een museum krijgt de esthetische blik gemakkelijk de overhand. Met die blik bekeken zijn veel beelden en schilderijen in het Catharijneconvent niet bijzonder de moeite waard. In hun sacrale functie (in kerk, klooster etc) is de esthetische kwaliteit mooi meegenomen, maar verder van secundair belang. Voorop staat de aanbidding of de religieuze reminder. Dat laatste lukt me niet echt in een museum. De sfeer is een andere.

Ik herinner me nog de eerste keer dat dit contrast me frappeerde. Het was in Sarnath, vlakbij Benares, in India. Sarnath is een van de heilige plekken in het boeddhisme, een pelgrimsplaats: hier begon Gautama Boeddha zijn onderwijs.

In die tijd was ik intensief bezig met de vraag wat het boeddhisme (en ook het hindoeïsme) voor mij zou kunnen betekenen. Ik was zojuist in een tempel geweest, waar ik voor een boeddhabeeld had gebogen, in het besef daarbij zowel uit eerbetoon te buigen voor de historische Boeddha, als ook voor mijn eigen ‘boeddha-mogelijkheid’. Na het bezoek aan die tempel bezocht ik een nabijgelegen museumpje, en dat stond vol met boeddhabeelden, het ene naast het andere. Het trof me hoezeer die beelden museumstuk stonden te zijn, eventueel te bekijken met een kunsthistorische of esthetische blik, terwijl al deze beelden ooit hadden gefunctioneerd als beeld in een tempel, net als het beeld waar ik zojuist voor gebogen had. Alsof ze een volkomen gedaantewisseling hadden ondergaan, een soort transsubstantiatie, maar dan anders. Als een verkilling. De beelden in het museum deden me helemaal niets. Het was door de herinnering dat ik me kon voorstellen dat ze ook iets anders konden betekenen: een teken in een levend gebeuren.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten