13 augustus 2016

12 augustus 2016: Vragen, sporen en reflecties (IV)

I.
Mijn zwerftocht in de liefde, is zij een teken van desoriëntatie? Als ik me van jongs af aan thuis zou hebben gevoeld en zou hebben geweten waar het in menswording om te doen is, zou ik dan minder overgeleverd zijn geweest aan nukken en fratsen in de liefde? Zou ik dan meer meester zijn geweest over mijn driften en begeerten? Zou ik dan eerder hebben gezien hoe liefde verder reikt, en waarheen? Zou ik dan minder last hebben gehad van verwarringen van het hart? (Ik kan ook zeggen: wat als mijn opvoeding een andere was geweest? Of: wanneer ik niet mee had gebroken met de mijne?)


II.
Telkens wanneer ik hoor en zie hoe onzeker mannen reageren op eisen van vrouwen, op hun verhoren en testen en terechtwijzingen, dan denk ik: onze cultuur heeft een ander beeld nodig, een positievere invulling van man-zijn, een die een man waardig is en die zelfbewust weerstand weet te bieden, zonder de ander te veronachtzamen.


III.
Dankbaarheid biedt een voedzame toegang tot het hart: wie en wat ben ik dankbaar?


IV.
We leven in een schizofrene samenleving, een die werk tegelijk verheerlijkt en verafschuwt. Het wordt opgepompt tot waardevol en levensvervullend, enerzijds, mits dienstbaar en winstgevend uiteraard, en anderzijds wordt de waarde ervan opgehangen aan zekerheid, aan wat het verdient, aan de vrije tijd die het oplevert en uiteindelijk aan het pensioen dat het in het vooruitzicht stelt. Boodschap: alles beter dan werk. En inderdaad, vrijwel geen enkele gepensioneerde hoor je met trots of weemoed terugdenken aan z’n vroegere werk.


V.
Terwijl we meer dan ooit in staat zijn om ons te ontdoen van arbeid die als een juk wordt ervaren en ons te wijden aan werk vanuit intrinsieke motivatie, maken we ons toch nog massaal slaaf van tamelijk zinloze bezigheden, ‘werk’ geheten, omwille van secundaire arbeidsvoorwaarden, zoals geld, vakantie en pensioen.


VI.
Een man wil zich vruchtbaar voelen, gevaarlijk vruchtbaar, - wat niet wil zeggen dat hij (meer) kinderen wil, zeker wanneer hij weet wat dat in de praktijk betekent…


VII.

Stel, ik ben er (al): wat zou dat kunnen betekenen? Ik mis een referentiekader, dat mijn instemming heeft, en waarmee ik zowel de stelling als de vraag zou kunnen duiden. Waaraan zou een existentieel referentiekader moeten voldoen om mijn instemming te krijgen? (Filosofische opdracht: zo’n referentiekader vinden, of creëren.)



[wordt vervolgd]


Geen opmerkingen:

Een reactie posten