I.
Ben ik iets anders aan het doen dan mezelf tot een geheel
maken? – en misschien wordt het nooit méér dan dat. Of is ‘geheel’ niet het
juiste woord? Waar contrasteert het mee? Delen? Verspreid-zijn? Uiteen liggen? Wat
wil bijeen komen?
Of: Ben ik iets anders aan het doen dan mijzelf heel maken?
‘Heel’: van waaruit dan? Vanuit gebrokenheid? Vanuit verwonding?
In ieder geval betreft het méér dan denken!
II.
In zoverre ik in mijn wijsgerige onderneming nadrukkelijk rekening
wil houden met het ‘méér dan denken’, hieraan een existentieel belang toeken, en
van hieruit kritisch ben naar de pretenties van filosofische en wetenschappelijke
rationaliteit, is mijn filosofie een antifilosofie. Conceptuele analyse,
denkcreativiteit en het ontwikkelen van perspectieven zijn belangrijk, maar
niet toereikend. ‘Voet aan de grond’ krijgen en houden in de werkelijkheid is
geen kwestie van denken. Ik ben méér dan ik denk.
III.
Filosofie als wijsbegeerte is in de basis een antifilosofie.
IV.
Wat daagt in filosofie als vrijheidspraktijk? Wat daagt in
het ophelderen van verwarring, in de wijsgerige omvorming van kwetsbaarheden,
frustraties en andere hindernissen, in het leren van ervaringen? Een vrije,
mobiele geest. En dan? Geen idee.
V.
Hoe om te gaan met de neiging tot ergeren en moraliseren?
Hoe deze te transformeren? De neiging (of is het een behoefte?) is niet
permanent noch prominent, maar toch aanwezig genoeg om er last van te hebben.
VI.
Waar wil ik uitkomen? Niet in een filosofie, noch in vele,
maar ‘eronder’, voorbij concepten, of beter: eraan voorafgaand. Rusten in het
‘gat’ van de leegte, de non-conceptuele basis van het bestaan. Blabla. Oftewel:
een opgeruimd gemoed. Rust in mijzelf, vrij van sores.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten