18 mei 2016

17 mei 2016


Ben opnieuw in het Filmmuseum, met de vraag hoe mijn jeugdige vrijmoedigheid te reactiveren. Ditmaal is het de vergankelijkheid die me aandoet. In het Research Lab, een wisselend onderdeel van de expositie ‘Close-Up’, is een serie korte films te zien: materiaal uit het archief. Zwart wit.
Filmbeelden van mensen op het strand, begin 20ste eeuw. Moeder en kind: beide zullen ondertussen gestorven zijn.
Andere filmbeelden, van mannen en vrouwen in voormalig Nederlands Indië: een theeverkoper op een vogelmarkt, wasvrouwen aan de waterkant, koloniale families in hun nette pak, - idem.
Een speer gooiende Afrikaanse jongen. En kinderen, veel kinderen. Allemaal dood, nu, terwijl ik naar hun vrolijke beelden kijk.

De andere werken op de expo, buiten het Research Lab, halen me weer uit het besef van vergankelijkheid, doen me haar vergeten. Zelfs bij de video waarin een drone piloot mensen beschiet en een school bombardeert, denk ik niet aan vergankelijkheid, maar aan actie als in games, en aan schuld en vergelding.

Zegt het iets over kunst: niet dood en vergankelijkheid, maar juist het overstijgen ervan? Beelden en verhalen creëren die overleven, die de sterfelijkheid tarten? Ook een requiem laat de dode niet achter zich, maar houdt hem in herinnering. Evenals een grafsteen.

Is dat wat jeugdig vrijmoedig gebeurt: in opstand komen tegen de vergankelijkheid? Lijkt me niet iets wat haar bezig houdt, vergankelijkheid. Wat wel? Indien opstand, dan tegen het dode, tegen hetgeen vanzelfsprekend en oud is geworden, tegen het gestolde. In naam waarvan? Gedreven door levenslust!

In de documentaire film ‘Un après-midi à Larache’ gaat Hamza Halloubi op zoek naar het graf van de Franse dichter en toneelschrijver Jean Genet, in een klein dorpje aan de Atlantische kust van Marokko. Monument voor een opstandige!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten