08 maart 2016

7 maart 2016: Artis


Het loopt allemaal anders dan ik had gedacht. De planning was om na Parijs te gaan werken aan een volgende lezing. Hierin zou ik een begin maken met het onderzoek naar een bijzondere ervaring die ik had, enkele decennia geleden, aan de Herengracht, hier in Amsterdam. Waarschijnlijk ga ik dat nog steeds doen, maar nu lukt het even niet. Er zit me iets dwars: mijn verzameling boeken.



De aanleiding is nogal banaal. De bovenbuurvrouw is verhuisd. De woning wordt opgeknapt en daarbij wordt ook de verdieping erboven onder handen genomen. Drie woningen hebben er hun zolderkamer. Aangezien het allemaal nogal krap is, heb ik een flink deel van het halletje benut, ingepikt, als extra bergruimte, - hetgeen officieel niet mag. Jarenlang was dit geen probleem, maar nu opeens wel. De dozen, voornamelijk met boeken, moeten weg.

Ben er mee bezig geweest. De zolderkamer die al volstond met boeken – mijn privé-bibliotheek! – en andere spullen, puilt nu helemaal uit. Ik heb reeds zes meter aan boeken geselecteerd die gewoon weg kunnen: verouderd, niet meer interessant, of in een taal waarin ik het werk toch niet zal lezen (zoals de Homerus in het Frans). Bij elk boek weet ik nog waarom ik het heb aangeschaft, maar is dat nu nog relevant? Met deze zes meter heb ik niet zo’n moeite, om er afstand van te doen, - al weet ik nog niet goed wat ermee te doen; heb er erg veel moeite mee om ze simpelweg bij de vuilnis te zetten; het blijven boeken...

Behalve deze rij afgeschrevenen, zijn er nog de vele meters andere boeken. Wat doe ik ermee? Ze voelen als een rijkdom, een culturele schat. Een groot deel bestaat uit hoofdwerken en belangrijke secundaire literatuur, op het gebied van filosofie, literatuur, religie, psychologie, geschiedenis, sociologie, evolutietheorie, politiek, economie en esthetica. En niet te vergeten: een enorme verzameling kunstboeken.

Geweldig, deze verzameling, een vindgroeve voor studie en inspiratie! Tegelijk voelt zij als een last. En dit laatste begint nu fors op te spelen, door de ‘must’ om alles in één, te kleine ruimte te persen. Zó zelfs dat ik nauwelijks nog vrij toegang heb tot de boeken die ik nodig heb voor cursusvoorbereiding en ander werk. Wat te doen?



Eerder had ik weliswaar het probleem geparkeerd, uit zicht gebracht, maar dat betekent niet dat het ‘onbewust’ geen rol speelde. Nu ik bezig ben mijn leven en werk een nieuwe wending te geven, door als ‘herontdekkingsreiziger’ het leven, en ook mijn leven, te gaan exploreren, blijk ik er niet langer omheen te kunnen. Het teveel is ergens, ook in mijn hoofd, en ik krijg het niet gemakkelijk weg. Het hebben van deze enorme boekenverzameling, en mijn gehechtheid eraan, dreigen tot obstakel te worden. Beter gezegd: op mijn route kom ik dit tegen, als een lang touw dat mijn schip tegenhoudt en tot binnenvaart veroordeelt. Ik zal ermee moeten dealen: het is deel van de reis.

Voordat ik met de Herengracht-ervaring aan de slag ga, zal ik dit varkentje moeten wassen. Zo niet, dan verliest de reis zijn existentiële relevantie, en houd ik mezelf buiten spel.

Ik zit dit te schrijven in Artis. Ook al voert de herontdekkingsreis nu naar de krochten van mijn thuiservaring, toch wil ik het gevoel blijven houden op reis te zijn. Dat wil ik doen door beleving en reflectie te koppelen aan een bijpassende omgeving, zodat de ervaring niet louter cerebraal is, beleefd aan de studietafel, maar minstens sensorieel verrijkt met een situatie. (Het grote voordeel van Amsterdam: voor veel van mijn stemmingen biedt de stad een veruiterlijking die verhevigt en aldus katalyseert wat zich in die stemming aandient, als in een vergrotende spiegel.)



Ik zit in het Planetarium-café, met op de muur een uitspraak van Neerlands tweede astronaut, André Kuipers (‘We zijn allemaal astronauten op ruimteschip aarde. Laten we zuinig zijn op onze mooie planeet.’), en met uitzicht op palmboompjes, kamelen, watoessirunderen, elanden, alpaca’s, en langs huppelende kinderen. Waarom ben ik hier in het zonovergoten Artis? Ik weet het niet precies. De plek drong zich op. Is het vanwege het primitieve van de dieren alhier? Is het vanwege hun gevangenschap, als symbool van hetgeen waaruit ik mij wil bevrijden? Is het vanwege bezitsloosheid van de dieren? Zij hebben immers geen last van kasten vol boeken en andere bezittingen. Geen gehechtheden wat dat betreft.

Ik ben er niet op uit om simpel te worden als de dieren die ik hier zie. Wat ik kan en heb geleerd als mens wil ik niet kwijt. Nieuwsgierigheid, denkvermogen, verbeeldingskracht, creativiteit: ik zie geen reden om ‘ons’ erover te beklagen. Zelfs voor ons vermogen om de natuur te temmen en te domesticeren valt iets te zeggen. En ja, ik ben trots op ‘onze’ wetenschappelijke en technologische prestaties, zoals die ultiem belichaamd worden door astronauten. (Een pak van één van hen staat op een paar meter van mij vandaan pontificaal uitgestald!) Dus nee, ik zal de menselijke natuur niet willen ontkennen. Integendeel, ik zou ons mogelijkheid-zijn juist willen bevrijden, om te beginnen bij mezelf, in plaats van er door te worden klemgezet.

In gerealiseerde vorm, en vooral wanneer ik eraan hecht, worden menselijke mogelijkheden tot een gegeven werkelijkheid, waarin ik niet minder gevangen raak dan de dieren die ik hier om mij heen zie. Letterlijk, door bezit dat mij omringt. En vooral figuurlijk, door het netwerk aan affecties, verwachtingen en waarden dat mij bind aan wat ik heb opgebouwd. Kennelijk is die binding iets wat ik ooit zelf heb gecreëerd, ben aangegaan of me heb laten gebeuren. In ieder geval kan ik alleen zelf mij hieruit bevrijden. Hoe?



Geen opmerkingen:

Een reactie posten