06 februari 2016

Zijn atheïsme en godsdienst verzoenbaar? (lezing)


Wat volgt is de tekst van de lezing zoals ik die 4 februari j.l. heb gegeven in de Hortus Botanicus te Amsterdam. Er komt nog een bijgestelde versie van deze tekst in wording. Dat vergt evenwel nog enige tijd, om het effect van het geven van de lezing te verwerken, inclusief de reacties van bezoekers in het nagesprek.




RELIGIE IN EXTREME TIJDEN: ZIJN ATHEÏSME EN GODSDIENST VERZOENBAAR? Een filosofisch onderzoek


Dames & heren!


1: Inleiding

God is terug van weggeweest. Zoals iedereen die het nieuws volgt kan constateren, is religie terug als bepalende factor in politieke en culturele gebeurtenissen. Voor Europeanen die gewend zijn geraakt aan secularisme is dat nog wennen. In vergelijking met enkele decennia geleden, gaat er geen dag voorbij of er is nieuws waarin religie een hoofdrol speelt. Met name in dogmatische vorm doet zij van zich spreken, wanneer zij politieke acties legitimeert, waarbij andersgelovigen het moeten ontgelden, van bomaanslagen tot en met de installatie van een schrikbewind. Tolerantie krijgt het steeds benauwder; de ruimte voor afwijkende opvattingen dreigt alsmaar kleiner te worden. Ik denk dan niet alleen aan Isis, maar ook aan conservatieve christenen in de VS en aan orthodoxe joden in Israël. In naam van religie wordt er weer strijd gevoerd om de waarheid en de macht. Tegenstanders worden verketterd, of nog erger. Het heeft weinig zin om deze hernieuwde rol van religie te negeren. Het is misschien zelfs gevaarlijk om dat te willen.

Grootste tegenstand tegen deze terugkeer van de religie komt in het Westen vooral van atheïstische zijde. Deze tegenstand is evenwel tamelijk onvruchtbaar, en werkt eerder afstotend, vanwege de felheid en de weinig respectvolle toon waarop de strijd wordt aangegaan. Soms lijkt het erop dat het godsgeloof wordt aangevallen door een atheïsme dat nog fanatieker is dan het geloof dat het bestrijdt. Het is niet vreemd dat de andere zijde zich er weinig gelegen aan laat liggen. Verbetenheid werkt niet uitnodigend. Het is tegenspraak voor dovemansoren.

In de wereld van levensbeschouwingen staan atheïsme en godsdienst tegenover elkaar. Zij presenteren zich als water en vuur. De vraag is of deze tegenstelling noodzakelijk is. Zouden zij niet meer baat hebben bij een dialoog? Enerzijds, om het monotheïsme niet uit te leveren aan zijn meest radicale en dogmatische versie, en anderzijds om het atheïsme tot een aantrekkelijker optie te maken dan het nu is. Vandaar de vraag of atheïsme en monotheïsme verzoenbaar zijn. Zijn zij werkelijk wezensvreemd? Liggen ze misschien in het verlengde van elkaar? Horen ze wellicht tot eenzelfde familie? Over deze vragen wil ik het vanavond hebben.


2.

Laat ik eerst iets zeggen over mijn persoonlijke betrokkenheid. Ik ken beide, zowel godsdienst als atheïsme. Ooit ben ik christelijk opgevoed, in een tamelijk orthodoxe variant, maar dat is lang geleden, en is er weinig van blijven hangen. Ook herinneringen zijn lang geleden. Ik kan niet zeggen dat zij nog opspelen.

Van godsdienst heb ik afscheid genomen. Het duurde even voordat haar invloed wegzakte en vervaagde, maar dat is dan nu toch echt wel het geval. Om deze lezing voor te bereiden, heb ik enig veldwerk gedaan. Onder andere door enkele kerken te bezoeken.

Het is niet zo gemakkelijk om in Amsterdam een functionerende kerk te vinden die ook nog open is op doordeweekse dagen, - hetgeen eigenlijk schandalig is, maar dat terzijde. Toch heb ik er een paar gevonden. Zo ben ik in de Begijnhofkapel geweest. Een mooi kerkje in het hart van de stad, met een priester die bloemen en kaarsen neerzet voor het altaar en met gelovigen die er hun gebeden komen zeggen.

Je kunt er een waxinelichtje aansteken en er ligt een soort gastenboek waarin je je verhaal kwijt kunt. In dat gastenboek las ik het relaas van een vrouw die schreef over haar moeilijkheden om aan de juiste man te komen. Ze hoopte dat de ‘Heer’ haar zou helpen, en troosten. Ze stortte haar hart uit, in nood, en vroeg vergeving voor het afwijzen van mannen die wel verliefd waren op haar, maar niet andersom. Haar smeekbede was aangrijpend.

Ik vroeg mij af: zou ik God als Heer kunnen aanroepen? Zou ik een God kunnen vragen om hulp en troost? Nee, ik kan me niet voorstellen dat ik zoiets zou doen. Hetzelfde geldt voor de gebeden die ik er hoorde. Ik zou ze niet over mijn lippen kunnen laten komen, zonder te denken dat ik hypocriet bezig ben.

Het viel me op hoe vreemd het me allemaal was geworden. Geen nostalgie, noch een terugverlangen naar verloren geborgenheid, of iets dergelijks. Daarvoor is de geesteswereld van de godsdienst voor mij te ongeloofwaardig geworden.

Evenmin heb ik nog last van ‘rode lappen’. Bij de woorden ‘God’, ‘ziel’ of ‘hiernamaals’ raak ik niet meer in een staat van gealarmeerde irritatie. Het is eerder dat ik benieuwd ben geraakt waar die woorden voor zouden kunnen staan, en waarom ze voor godgelovigen zo’n grote betekenis hebben. Het is een van de redenen waarom ik het thema atheïsme/godsdienst aan het onderzoeken ben.

Wat atheïsme betreft, officieel zou je mijn positie zo kunnen noemen. Ik ga er van uit dat er niet zoiets bestaat als een God in de monotheïstische zin; hetzelfde geldt voor het bovennatuurlijke. In dat opzicht ben ik geen agnost, maar een atheïst. Maar eerlijk gezegd heb ik nooit veel affiniteit gehad met deze aanduiding. Te zeer louter negatief. Atheïsme leeft van de ontkenning. ‘Atheïst’ zegt vooral wat je niet bent, namelijk: je bent geen theïst. Okay, maar wat dan wel? Ik vind ‘atheïsme’ teveel eer voor wat ik afwijs. Ik voel mij meer op mijn gemak bij de term ‘seculier’. ‘Seculier’ komt van het Latijnse ‘saeculum’ en staat voor: eeuw, tijd, aards leven, wereld. Dat bevalt me wel: levenliefhebbend, de tijdelijkheid van het leven aanvaardend, en de aarde trouw. Als seculier ga ik voor het aardse leven. Kan ik dan zeggen dat ik atheïst ben? Ja, als ik zou weten wat ermee bedoeld wordt.

Atheïsme, en meer in het algemeen secularisme, ervaar ik als een mager alternatief voor godsdienst. Ik snap waarom het nauwelijks aantrekkingskracht uitoefent. Het is vooral veel niet. Gemeenschappelijk aan alle vormen van atheïsme is de afwijzing van een bovennatuurlijke werkelijkheid, inclusief een transcendente God en een hiernamaals. Okay, in deze afwijzing kan ik mij vinden. Maar waar staat het voor in positieve zin? En hoe zou het zichzelf aantrekkelijker kunnen maken?

Deze vraag is de belangrijkste reden waarom ik me reeds lange tijd bezig houdt met levenskunst, die ik opvat als een seculiere spiritualiteit. Maar daarvoor geldt iets soortgelijks: wat is levenskunst méér dan een set tips en adviezen waarmee het persoonlijke leven kan worden opgeleukt? Nu druk ik me somber uit, maar toch. Levenskunst heeft over het algemeen weinig vlees op de botten. Eerlijk gezegd ben ik enigszins teleurgesteld geraakt in de potentie ervan, zeker nu het een modewoord is geworden en elk zichzelf respecterend lifestyle magazine er aandacht aan besteed. Levenskunst heeft een hoog gehalte gekregen van ‘leuk’, ‘mooi’ en ‘hip’. Het is het positivisme van een kleurenkatern.


3.

Hoe kan het anders? Ik vraag mij af of atheïsme niet veel zou kunnen leren van zijn doodsvijand, de godsdienst. Exploreert godsdienst ons menszijn niet op veel grotere diepten dat de oppervlakkige vrijheid/blijheid die veel van het gangbare atheïsme kenmerkt? En is godsdienst niet een set aan tradities waarin gedurende millennia velen hun levenswijsheid, medemenselijkheid en creativiteit hebben geïnvesteerd? Ik ben benieuwd wat een welwillende doch kritische dialoog tussen beide zou kunnen opleveren.

Andersom zou het kunnen dat godsdienst een flinke dosis atheïsme zou kunnen gebruiken, als permanente opfriscursus. Het atheïsme heeft de afgelopen eeuwen een stevig kritisch potentieel ontwikkeld. Godsdienst zou hier baat bij kunnen hebben, met de vraag: waar gaat het eigenlijk om in de dienst aan God? Is God iets? Is Hij iemand? Is God misschien niet veeleer niets van al hetgeen over God gezegd wordt? En wat betekent dat dan voor hetgeen in naam van God wordt geëist en gelegitimeerd?

In het Boeddhisme heeft men daarvoor een mooi beeld: de vinger die naar de maan wijst. Alleen een hond en een dwaas blijven kijken naar de vinger. Zijn veel godsdienstige twisten niet een strijd om de vinger?

Anyway, mij lijkt dat godsdienst en atheïsme veel aan elkaar zouden kunnen hebben. Ik vermoed zelfs dat zo’n diepgaande tegenstelling als die tussen godsdienst en atheïsme buitengewoon verfrissende en nieuwe inzichten zou kunnen opleveren, als we zouden proberen om de tegenstelling aan te gaan. In plaats van ons in de eigen comfortzone te verschansen, waarbij we de andersdenkende met rust laten, omwille van de lieve vrede, zouden we er ook voor kunnen kiezen om ons te laten verontrusten door de ander. We zouden erdoor tot een dieper verstaan van menszijn kunnen komen. De vraag is: hoeveel tegenstrijdigheid kunnen we aan? Zijn we bereid om de spanning uit te houden en niet al te snel op te lossen?

Een verzoening van atheïsme en godsdienst is minder vreemd dan het lijkt. In het Hindoeïsme, bijvoorbeeld, bestaan beide varianten gebroederlijk naast elkaar. Zoals bekend, is het godenrijk van het Hindoeïsme zeer druk bevolkt. Naast enkele hoofdgoden, zoals Shiva, Vishnu en Ganesha, worden tal van andere goden en godinnen vereerd. Voor elk wat wils. Behalve dit geloof in goden, kent het Hindoeïsme ook een non-theïstische variant, de Advaita Vedanta. In deze filosofisch-religieuze stroming wordt uitgegaan van één werkelijkheid, het Brahman, en ook het menselijk zelf, het atman, maakt er deel van uit. Het komt erop aan je dit te realiseren. In het Hindoeïsme is er geen animositeit tussen beide opvattingen. Uitgangspunt is het religieuze temperament dat per persoon kan verschillen. De ene benadering past iemand nu eenmaal beter dan de andere. Er is geen reden om elkaar te verketteren.

Mijn vraag is: zou zoiets ook mogelijk zijn in de wereld van het monotheïsme? Het atheïsme is immers een kind van deze wereld. Zou het Christendom, als het monotheïsme waar wij het meest vertrouwd mee zijn, te verzoenen zijn met atheïsme? In het ideale geval geeft het monotheïsme zijn alleenrecht op religiositeit op, en erkent het atheïsme dat het kan worden opgevat als een filosofisch-religieuze variant binnen een meerkleurig en ruimgeestig domein.


4.

Vraag is nu: hoe zou zo’n verzoening tot stand kunnen komen? Wat voor ingang zouden we daarvoor moeten zoeken?

In Europa is het gebruikelijk geworden om de weg van het pragmatisme te kiezen. Daartoe wordt elke inhoudelijke confrontatie vermeden. Om levensbeschouwelijke twisten te voorkomen, of te beëindigen, worden hete hangijzers uit de weg gegaan. Zoals het bestaan van God, de onsterfelijkheid van de ziel, en eeuwige zaligheid. Over dit soort kwesties hebben we het niet. En dat blijkt in de praktijk ook heel goed uit te pakken. Door de leef- en denkwijze van andersdenkenden te tolereren, zonder erop in te gaan, behouden we de vrede. Nadeel is evenwel dat we elkaar met rust laten. We worden niet meer uitgedaagd door werkelijk andere levensvisies, en missen de kans om tot diepere inzichten te komen.

Met deze gewoonte wil ik breken. Niet om de weg vrij te maken voor nieuwe twisten, maar om met elkaar verder te komen, elk op zijn eigen terrein. Het gaat me er dus niet om tot een fusie te komen, maar om zich aan elkaar te vormen en te scherpen. En wellicht leidt het ook tot een ‘samensmelting van horizonten’, waardoor we ruimte bieden aan anderszijn. Ik wil dus wél gaan voor de inhoud, en niet louter voor pragmatische onverschilligheid.

Hoe wil ik dat doen? Ik wil enkele thema’s onder de loep nemen die tot de kern van godsdienst behoren en die door atheïsten worden verworpen. Is het mogelijk om daarin tot gemeenschappelijkheid te komen? De thema’s die ik wil onderzoeken, zijn: ‘religie’, ‘geloof’ en ‘God’. Is het werkelijk zo dat atheïsme en godsdienst op deze punten radicaal van elkaar verschillen? Gaapt er werkelijk een onoverbrugbaar ravijn tussen atheïsten en godgelovigen? Valt er nergens een brug te slaan?

Mijn uitgangspunt is niet theologisch of wetenschappelijk, maar antropologisch: hoe zitten wij als mens in elkaar, zodanig dat deze kwesties voor ons existentieel relevant zijn? God laat ons niet onverschillig. Hoe kan dat? Wat is de antropologische mogelijkheidsvoorwaarde daarvoor? We zijn immers allemaal mensen. Als voor mijn menszijn bepaalde ervaringen en opvattingen uiterst belangrijk zijn, hoe zouden ze dat dan niet voor een ander kunnen zijn? Als godgelovigen sterk hechten aan een aantal opvattingen, zijn deze opvattingen dan volkomen vreemd aan atheïsten? Als dat werkelijk zo zou zijn, dan zou dat betekenen dat er in feite twee soorten mensen bestaan: godgelovigen en de anderen. Is dat werkelijk vol te houden? Zouden beide niet op z’n minst vragen, behoeften en verlangens gemeenschappelijk moeten hebben? Op deze vragen etc geven beide misschien uiterst verschillende antwoorden, maar dat sluit niet uit dat er een gemeenschappelijke grond is. Het is een kwestie van voldoende diepte, en daar kunnen we alleen geraken met de nodige inleving en intelligentie, - waarbij ik intelligentie opvat als het vermogen om tussen de regels door te lezen en woorden niet alleen maar letterlijk te nemen. Mijn uitgangspunt veronderstelt dus de bereidheid om elkaar te ontmoeten als mens. Dit gaat verder dan het detecteren van ideologische verschillen.

Ik ga dus op zoek naar een gemeenschappelijke grond, wat betreft religie, geloof en God. Inzicht in het gemeenschappelijke zou een brug moeten kunnen slaan tussen de twee kampen. En misschien leidt het zelfs tot een verzoening van de vijandelijkheden over en weer. Dat is althans mijn inzet.


5.

Religie
Laten we beginnen met ‘religie’. Wat daaronder te verstaan?
Religie vat ik op als ruimer dan godsdienst. ‘Godsdienst’ is qua woord duidelijk: in een godsdienst gaat het om het dienen van een god of goden. ‘Religie’ gaat terug op het Latijnse ‘religare’ dat verbinden of herverbinden betekent. De vraag is: met wie of wat wil je je verbinden?

Een van de mogelijkheden is om je te verbinden met een god of het goddelijke. Maar er zijn ook andere mogelijkheden. Je kunt je verbinden, of herverbinden, met meerdere ‘zaken’: als geest met het eigen lichaam; als familielid met voorouders; als individu met een gemeenschap; als mens met de natuur; als aardebewoner met het al.

Je zou kunnen zeggen dat alle godsdiensten een religie zijn, maar niet alle religies een godsdienst. Het boeddhisme, bijvoorbeeld, is non-theïstisch. In sommige vormen van boeddhisme is sprake van goden (meestal overgenomen uit de locale traditie), maar zij spelen niet meer dan een bijrol. Terwijl boeddhisme toch duidelijk gerekend wordt tot de wereldreligies. De religieuze vraag gaat dieper dan de godsdienstige.

Door deze ontkoppeling zouden atheïsten binnenboord gehaald kunnen worden. Ook zij zouden zich de vraag kunnen stellen: met wie of wat wil ik mij verbinden? Misschien niet met een God, maar met de natuur, bijvoorbeeld.


Geloof
Wat is geloof?
Geloof wordt vaak opgevat als een niet-zeker-weten, in de zin van: ik geloof van wel, maar weet het niet zeker. Dat is een modern westerse invulling van ‘geloof’, ingegeven door het weten van wetenschap. Dit wetenschappelijke weten is de maatstaf, en het geloof wijkt daar van af.

Voor een beter en breder begrip van ‘geloof’ zou ik terug willen naar het Griekse woord waar ‘geloof’ de vertaling van is, nl ‘pistis’. En dat betekent behalve ‘geloof’ en ‘overtuiging’ eerst en vooral: vertrouwen. Zo gezien bestaan er geen ‘ongelovigen’. Immers, wie kan beweren zonder vertrouwen te kunnen? Wel of niet geloven wordt zo tot een onzinnige tegenstelling.

De geloofsvraag wordt dan de vraag: op wie of wat vertrouwen we? Met deze vraag wordt iedereen aangesproken, niet slechts degenen met een bepaald godsgeloof. Vertrouwen is een alledaagse zaak (en staat scherp tegenover angst).

Ongemerkt zijn ons handelen en onze verwachtingen doortrokken van vertrouwen. Alledaags is het nauwelijks een vraag, behalve wanneer iets niet meer werkt of verandert (bijv wanneer een gebruiksvoorwerp kapot is, wanneer we ziek zijn, of wanneer iemand ons ontvalt) of wanneer iemand zich niet houdt aan wat van hem of haar wordt verwacht.

Vertrouwen wordt een kwestie van geloof wanneer de vraag opdoemt naar de grond voor vertrouwen. Antwoorden op deze vraag kunnen grondig verschillen: de natuur, de wetenschap, de mensheid, en ook God.


God
Nu komen we wellicht bij het heetste hangijzer, omgeven met de meeste ‘rode lappen’: God. Wie of wat is God? Waar staat ‘God’ voor?

In het monotheïsme is een hoofdrol weggelegd voor God, en wel één God. In onze cultuur zijn wij gewend geraakt aan de monotheïstische opvatting van ‘God’, namelijk als de ‘gans andere’. Dan is God iets anders dan zijn schepping: de aarde, wij, de kosmos, etc. Hij is de schepper ervan. Schepper en schepsel zijn wel op elkaar afgestemd, maar zijn niet hetzelfde. Er is sprake van een twee-eenheid, niet van een eenheid.

Er is echter ook een andere invulling van ‘God’ mogelijk, en in de Westerse cultuur kennen we die sinds de Stoïcijnen, ruim tweeduizend jaar geleden. Zij vatten God op als een andere naam voor natuur, welke bovendien redelijk van aard is. God = Natuur = Rede. In die opvatting is God een van de woorden waarmee het Al wordt aangeduid.

Je zou kunnen zeggen:
. natuur als het Al zoals het zich aan ons voordoet en als hetgeen wij zintuiglijk kunnen waarnemen;
. rede als de wetmatigheden die het Al doortrekken (denk aan onze natuurwetten, zoals zwaartekracht etc);
. en God als het Al wanneer we het vieren.

We kennen deze opvatting ook in iets modernere versie: namelijk die van Spinoza. Hij heeft de Stoïcijnse godsopvatting overgenomen, en deze opnieuw doordacht, - een soort renaissance van de Stoa in modern-wetenschappelijke vertaling en herschepping. Voor Spinoza zijn God en de natuur hetzelfde: Deus sive natura. God is het Al waarbuiten niets bestaat. Hij noemde zich dan ook nadrukkelijk geen atheïst, en met reden: ook hij ging uit van een God, maar dan anders opgevat. Daartoe hoefde hij slechts een godsopvatting te hernemen die in de Europese filosofie nu al zo’n twintig eeuwen bestaat.

Deze godsopvatting, waarin God hetzelfde is als de natuur, zou ik de filosofische willen noemen, in onderscheid met de monotheïstische godsopvatting, waarin God juist ‘iets’ anders is dan de natuur.

Met de filosofische godsopvatting kan ik heel goed leven: God als het bestaan wanneer wij het vieren. God als een naam, een aanroepnaam, voor het bestaan, voor hetgeen waarbuiten niets bestaat, ook geen gedachte. God als idee, die ook aangeroepen kan worden, willen we het bestaan vieren. Er zijn wellicht ook verschillen aan te geven, maar daar is het nu niet de gelegenheid voor.

Wanneer we een meervoudige opvatting van God hanteren, inclusief de stoïcijns-spinozistische, is er dan nog reden om zich te afficheren als atheïst? Zouden atheïsten zoals Dawkins en Harris het oneens zijn met deze godsidee? Ik zou bijna zeggen: kunnen ze het er wel mee oneens zijn? Hooguit kunnen ze tegen de benaming van het Al als God zijn. Maar waarom zouden ze?

Waar de huidige atheïsten tegen zijn, en dat geldt ook voor mij, is het geloof in een bovennatuurlijke wereld. Maar is dat een noodzakelijk struikelpunt?

De vraag die ik zou willen opwerpen: wat is de gemeenschappelijke vraag of behoefte die ten grondslag ligt aan de twee invullingen van ‘God’? Is dat wellicht de behoefte aan een ordenend principe? Is het de vraag hoe al onze ervaringen, kennis, herinneringen, verlangens etc samenhangen? Is God het ultieme antwoord op ons vermogen tot vragen stellen überhaupt? Ik ben er nog niet uit, maar dat doet niets af aan de mogelijke coëxistentie van twee heel verschillende godsopvattingen.


6: veldwerk, NeMo

Na deze conceptuele analyse zou ik willen kijken of we hiermee verder komen. Betekent het ook dat de religiositeit van de atheïst er hetzelfde uitziet als die van de godgelovige?

Zoals gezegd, heb ik enig veldwerk gedaan. Ik ben op plekken geweest die als het ware de veruiterlijking zijn van godsdienst en atheïsme. Deze plekken heb ik bezocht om mijn ideeën aan een eerste test te onderwerpen. Zo ben ik in enkele kerken geweest, en ook in het science center NeMo.

Misschien bent u ook al eens in NeMo geweest. In ieder geval kent u de locatie: het grote groene schip dat uit de golven oprijst vlakbij het Centraal Station. Atheïsme beroept zich vaak op wetenschap. Dus dacht ik, laat ik een bezoek brengen aan dit Science Center. Ik ben er al vaak geweest, samen met mijn zoontje. We vinden het allebei een fascinerende plek, en dat lijkt ook voor vele anderen te gelden; het is er altijd druk. Het NeMo bestaat uit vier verdiepingen met tal van proefopstellingen, waarmee je al doende kennis maakt met het wetenschappelijk bedrijf en wat men allemaal reeds heeft ontdekt en onderzocht. Uiteraard is het niet meer dan een hap uit de enorme taart die wetenschap heet. Zeer de moeite waard!

Kun je zeggen dat de thema’s die we hier onderzoeken ook een rol spelen in wetenschap? Dat lijkt me ontegenzeglijk het geval, zij het niet expliciet.

In wetenschap, en dat geldt ook voor ons moderne mensen die doordrongen zijn het wetenschappelijke wereldbeeld, viert het vertrouwen in de natuur en haar wetten hoogtij.

De Middeleeuwen was dit vertrouwen vreemd. Men ging er van uit dat wonderen de werkelijkheid onvoorspelbaar maakten, en wie uitgaat van wonderen, gaat ervan uit dat natuurwetten niet altijd gelden; God kan er op inbreken. Men hield het zelfs voor mogelijk dat de zon een tijdje stil zou kunnen staan, zoals gebeurt in een van de bijbelverhalen.

Wetenschap vertrouwt erop dat natuurwetten altijd van kracht zijn, zonder uitzondering. Dit vertrouwen is niet per se onderwerp van onderzoek, maar het is impliciet in alles wat in wetenschap wordt gedaan, en ook in het gebruik dat wij ervan maken. Zonder dit vertrouwen zouden wij moeten vrezen dat apparaten plotseling en om onverklaarbare redenen ermee zouden kunnen ophouden. Natuurlijk kunnen apparaten er mee ophouden, maar als dat gebeurt, dan gaan wij er van uit dat er een oorzaak kan worden aangegeven, ook al kennen we die niet. Zo niet, dan zou een lift zomaar opeens naar beneden kunnen vallen, evenals een vliegtuig. Computers zouden zomaar opeens pauze kunnen houden, waardoor kerncentrales kunnen ontploffen of bommen opeens afgaan. Ons vertrouwen in de natuur en in de wetenschap die haar onderzoekt is enorm, ja grenzeloos. Is het daarmee ook een geloof?

Iets soortgelijks geldt voor God, opgevat als het Al dat beheerst wordt door wetmatigheden, - u weet wel, de God van Stoa en Spinoza. Wetenschappers doen niet anders dan uitgaan van deze God, oftewel de Natuur. Maar geloven ze daarmee ook in God?

Tenslotte religie. Is er in het bedrijven van wetenschap sprake van een zich verbinden? Zou je kunnen zeggen dat een wetenschappelijk onderzoeker zich in zijn onderzoek verbindt met hetgeen hij onderzoekt? Afgaand op het enthousiasme en de intensiteit waarmee bezoekers van NeMo opgaan in het doen van onderzoekjes, kun je zeker zeggen dat er sprake is van verbinding. Maar ook hier de vraag: is er daarmee ook sprake van religie?

Kortom, is een bezoek aan NeMo te beschouwen als deelnemen aan een religieuze bijeenkomst? Nee, iedereen zou ertegen protesteren om het zo te noemen. Wat is er nog meer voor nodig? Je kunt je ook afvragen of de religiositeit van meer filosofisch ingestelde mensen, zoals veel atheïsten, wel op dezelfde manier moet worden vormgegeven als die van godgelovigen. Heeft een filosofische God een kerk nodig?


.7: conclusie

Ik kom aan het einde van mijn verhaal. Welke conclusie zouden we kunnen trekken?

Door de begrippen ‘religie’, ‘geloof’ en ‘God’ opnieuw te doordenken, te herbronnen, en aldus te verruimen, zijn een aantal kwesties minder onoverbrugbaar geworden dan zij op het eerste gezicht leken. Zoals ‘God’ een acceptabel concept zou kunnen zijn voor een atheïst, mits filosofisch geduid, zo zou ook ‘religie’ dat kunnen zijn. Immers, religie betekent niet per se godsdienst. De vraag is waarmee ik mij wil verbinden, of herverbinden. Wellicht dat een atheïst daar een ander antwoord op geeft dan een monotheïst, maar hun intentie is vergelijkbaar, en daarmee zou een gesprek mogelijk zijn.

Dat geldt ook voor geloof, opgevat als oervertrouwen. Hier is eveneens een vraag die voor gemeenschappelijkheid zorgt: op wie of wat vertrouwen wij in de grond? Met verschillende antwoorden als mogelijkheid.

Op alle drie de punten is er qua intentie verwantschap, zij het anders ingevuld.

Er lijkt dus een brug mogelijk tussen monotheïsme en atheïsme, mits we een aantal concepten die eenzijdig worden toegeschreven aan, [of toegeëigend door,] het monotheïsme, worden begrepen in hun algemeen menselijkheid. Beide hebben een aantal intenties gemeen. Op basis daarvan zou een uitwisseling mogelijk kunnen/moeten zijn.

Het is aannemelijk[er] dat mensen qua ervaringsbereik niet fundamenteel verschillen, wanneer het aankomt op oervertrouwen (‘geloof’) en zich (her)verbinden (‘religie). Het lijkt me eerder een kwestie is van bereidheid, om het gemeenschappelijke te willen zien tussen godgelovigen en andersgelovigen. Wel is het dan nodig om voorbij gefixeerde duidingen van begrippen en verhalen te geraken. Het vergt enige inspanning.

Het atheïsme dat slechts gaat voor (wetenschappelijke) rationaliteit is even beperkt als het godsgeloof dat zich opsluit in geloofswaarheden. Waar het op neer komt, is dat we elkaar de ruimte geven, en de bereidheid om die ruimte onbezet te houden.

Ik heb geprobeerd om enkele bruggen te slaan tussen twee levensopvattingen die doorgaans lijnrecht tegenover elkaar staan, atheïsme en godsdienst. Beide zouden baat kunnen hebben bij een dialoog. Atheïsme zou er bij kunnen winnen, door zich kritisch doch welwillend in te laten met de godsdienstige tradities, en zou zich zo aantrekkelijker kunnen maken. Godsdienst zou kunnen worden behoed voor de valkuil van dogmatisme, door zich kritisch te laten bevragen door atheïsten.

En verder ben ik benieuwd naar uw mening over de vraag of atheïsme en godsdienst met elkaar te verzoenen zijn, en of dat wenselijk is.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten